'Maar dat is belachelijk,' zei Sylvia. 'Jezus, ze is de hele dag bij je geweest. Wat denkt ze eigenlijk, dat je al je tijd, zelfs als je bij haar bent, met kleine meisjes bezig bent?'

Jack hief in een hulpeloos gebaar zijn handen omhoog. 'Ik weet het. Maar het maakt haar zenuwachtig. En ik kan het haar onder de omstandigheden niet kwalijk nemen.'

'Ik vind het walgelijk,' zei Sylvia, en Jack hoorde dat ze nog steeds hevig verontwaardigd was. 'Is ze van plan om je één voorval je hele leven kwalijk te nemen? Als ik jou was zou ik dat niet pikken. Echt niet'

'Mijn God, Sylvia,' zei Jack. 'Volgens mij ben je echt woedend.'

'Dat ben ik ook,' brieste zijn secretaresse. 'Ik vind het verschrikkelijk onrechtvaardig. We weten dat je niet echt iets met Sarah gedaan hebt, en we weten dat je niet verantwoordelijk was voor wat er gebeurde. Niet echt. Je was dronken...' Haar stem stierf weg.

'Maar ik was wél verantwoordelijk,' zei Jack zacht. 'Zo dronken was ik niet, en ik moet haar geslagen hebben. Dus heb ik wel wat straf verdiend.' Zijn stem werd nog zachter. 'Maar het is soms zo moeilijk,' zei hij nauwelijks hoorbaar. 'Daar heb je geen idee van.'

'Misschien toch wel,' zei ze teder. Ze ging achter hem staan en legde zacht haar handen op zijn schouders. Terwijl ze verder praatte masseerden haar vingers de gespannen spieren in zijn nek, en hij voelde zich wat rustiger worden. 'Ik ben geen onmens, weet je. Ik heb af en toe ook pijn. Ik draag ook pijn en schuldgevoelens bij me. En ik doe hetzelfde als jij. Ik probeer het ook voor me te houden en er zelf uit te komen. Soms wilde ik wel dat ik net zoals jij eens flink dronken kon worden.' Ze glimlachte terug. 'Maar dat doe ik niet Dat mag ik niet.'

'Wie houd je tegen?' zei Jack zacht.

'Ikzelf, denk ik. Ikzelf, en mijn puriteinse achtergrond, en mijn verheven idealen, en al die andere dingen die me zijn opgedrongen zodat ik mezelf niet eens aardig vind.'

Jack stak zijn arm omhoog en legde zijn hand over de hare. Hij voelde haar verstrakken, maar ze trok haar hand niet terug. Langzaam trok hij haar achter zich vandaan tot ze voor hem stond en hij haar in de ogen kon kijken. Ze waren blauw, diep blauw, en Jack had het gevoel dat hij ze nog nooit eerder gezien had. Hij kwam overeind.

'Het spijt me,' fluisterde hij, en hij sloeg zijn armen om haar heen.

'Wat spijt je?' zei ze. Ze probeerde zijn blik te beantwoorden, maar merkte dat ze dat niet kon. Ze sloeg haar ogen neer en legde haar voorhoofd tegen zijn schouder.

'Ik weet het niet precies,' zei Jack boven haar hoofd. 'Alles, denk ik. Alle moeilijkheden die je gehad hebt, en alle dingen die ik je niet heb kunnen geven.' Hij tilde haar hoofd op en kuste haar.

Het was een zachte, tedere kus, en hij verbaasde Jack. Hij was niet van plan geweest om haar te kussen, en hij had ook niet beseft dat hij haar wilde kussen. Maar terwijl hij haar kuste werd hem duidelijk dat hij niets liever wilde en dat hij het ook niet bij één kus wilde laten. Hij voelde een hartstocht in zich opvlammen die hij in tijden niet bij zich zelf gemerkt had. En toen voelde hij dat Sylvia zich uit zijn omhelzing losmaakte. Hij schaamde zich diep.

'Het spijt me,' zei hij weer, en deze keer wist hij precies wat hij bedoelde. En toen kreeg hij het gevoel dat haar stemming veranderd was, dat ze niet langer ernstig was maar hem zelfs uitlachte. Hij keek haar aan, en zag naast blijdschap ook een ondeugende twinkeling in haar ogen.

'Ik dacht dat je daar niet toe in staat was,' zei ze, en ze moest duidelijk haar best doen om niet te giechelen. Toen hij besefte waarover ze het had begon Jack te blozen.

'Het is me het afgelopen jaar ook niet gelukt,' zei hij zenuwachtig. 'Ik had ook zeker niet verwacht...' Hij begon te hakkelen. 'Ik bedoel, ik was niet van plan...'

'Je hoeft je niet te verontschuldigen,' zei Sylvia lachend. 'Wees er maar blij om. In ieder geval weet je nu dat het niet alleen aan jou ligt. Blijkbaar raak je van je vrouw niet meer opgewonden, maar is het niet zo dat dat voor ieder ander ook geldt.'

Jack staarde haar aan en voelde een enorme last van zich afvallen. Misschien warén sommige dingen toch niet zo zwart als hij altijd gedacht had.

'Wat doen we nu?' zei hij.

Ze haalde haar schouders op en liep naar de deur. 'Niets,' zei ze over haar schouder. 'In ieder geval voorlopig niet.' Hij hoorde haar de voordeur achter zich dichttrekken, en besefte dat ze gelijk had. Hij had tijd nodig om na te denken. En hij hoopte dat zij die ook nodig had.

In Port Arbello werd het laat die nacht.

Om tien uur, een tijdstip waarop ze normaal in bed lag, stapte Marilyn Burton in haar auto en reed naar Conger's Point Road om de rest van de avond bij Norma Norton door te brengen. De twee vrouwen dronken koffie en praatten zachtjes over van alles, behalve over kinderen, en merkten om de beurt op dat al die koffie hen zeker de hele nacht wakker zou houden. Ze vermeden zorgvuldig om de opmerking te maken dat ze waarschijnlijk de hele nacht wakker zouden móeten blijven. In plaats daarvan dronken ze hun koffie en babbelden over koetjes en kalfjes.

Even na elven kwam Martin Forager het politiebureau binnen, met een naar whisky stinkende adem en in een opstandige stemming.

'Nou,' vroeg hij op luide toon. 'Wat heb je nu te zeggen?'

Ray Norton keek op en haalde zijn vinger uit de kiesschijf van de telefoon. Hij was bijna klaar met het organiseren van een opsporingsploeg, en was geërgerd omdat Marty Forager hem daarbij stoorde. Maar hij slikte zijn ergernis in en hield zijn stem vriendelijk.

'Waarover, Marty?'

Forager liet zich in de stoel tegenover de politieman zakken en er verscheen een korzelige uitdrukking op zijn gezicht. 'Ze is nog niet terug, hè?'

'Nee,' beaamde Norton. 'Ze is nog niet terug. Maar ik weet nog steeds niet wat je zo net bedoelde.'

'Ik weet wat deze stad denkt,' zei Forager uitdagend. 'Ik heb de roddels ook gehoord. Ze denken dat mijn Annie gelogen heeft Dat er niets met haar gebeurd is.'

'Tegen deze tijd was Anne toch al thuis, niet?' antwoordde Norton rustig. Hij keek op zijn horloge. 'Als ik me niet vergis was Anne om elf uur thuis. Het loopt nu tegen half twaalf.'

Forager keek hem woedend aan. 'Wacht maar af,' zei hij. 'Wacht maar rustig af, dan merk je het vanzelf. Op een gegeven moment komt ze opdagen, en dan vertelt ze hetzelfde verhaal als mijn Annie.'

'Het interesseert me geen lor met welk verhaal ze komt,' zei Norton. 'Ik hoop alleen maar dat ze komt.'

'Natuurlijk komt ze,' zei Forager weer. 'Wacht maar af.'

'Dat doe ik ook, Marty,' zei Ray Norton terwijl de man tegenover hem opstond. 'Waar ga je heen?'

'Ik zag licht branden op de krant,' zei Martin Forager met dubbelslaande tong. 'Ik ga eens even kijken wat Conger aan het uitvoeren is.'

Ray Norton werd ineens op en top politieman. 'Als ik jou was zou ik maar naar huis gaan,' zei hij op een toon die eerder een bevel dan een suggestie inhield. Forager draaide zich langzaam om en staarde Norton aan.

'Wil jij me voorschrijven wat ik moet doen?'

'Dat niet direct,' zei Ray minzaam. 'Maar we hebben het hier druk, en ik denk dat het op de Courier niet veel anders is. En jij hebt er niets mee te maken, Marty. Ga naar huis en praat morgen met Jack Conger, als je er dan tenminste nog behoefte aan hebt.'

'Jullie zijn dikke vriendjes, is het niet?' zei Forager achterdochtig. 'En jullie wonen allebei aan de Point Road, waar alle rotzooi schijnt te beginnen, nietwaar?' Hij gluurde de politieman met dronken ogen aan, en Norton overwoog even om hem in de enige cel die Port Arbello rijk was op te sluiten om hem zijn roes te laten uitslapen. Hij besloot het niet te doen. In plaats daarvan keek hij hem vriendelijk glimlachend aan.

'Dat klopt, Marty. Maar ik dacht dat je het wel wist. Vanaf het moment dat ik het hoofd van de politie werd en Jack de krant overnam hebben we ons vermaakt met het ontvoeren van kleine meisjes. Het bos is vergeven van de lijkjes, maar niemand doet er wat aan omdat iedereen weet dat Jack en ik vriendjes van elkaar zijn en elkaar dekken. Je moet het maar niet verder vertellen, maar eigenlijk is het zo dat Jack en ik op elkaar vallen, en die kleine meisjes zijn maar een afleidingsmanoeuvre zodat niemand merkt dat we flikkers zijn.' Hij stond op. 'Zo, waarom ga je nu niet weg om dit verder te vertellen, ook al heb ik je gevraagd om dat niet te doen? Het is in ieder geval minstens zo geloofwaardig als het verhaal dat je dochter ophing.'

Van die laatste opmerking had hij meteen spijt, maar toen realiseerde hij zich dat Forager te dronken was om helemaal te begrijpen wat hij gezegd had.

'Wacht maar,' mopperde hij binnensmonds. 'Je zult het zien. Er is iets vreemds aan de hand in deze stad, en het is met mijn dochter begonnen. Je zult het zien.' Hij stommelde de deur uit, en Ray Norton kwam achter zijn bureau vandaan om te kijken welke richting Forager uitging. Hij bleef staan kijken tot hij er zeker van was dat de dronken man niet naar het kantoor van de krant ging, en keerde daarna naar zijn bureau terug. In een opwelling pakte hij de telefoon en draaide snel een nummer.

'Jack?' zei hij toen hij zijn vriends stem hoorde. 'Als ik jou was zou ik de voordeur op slot doen.'

'Wat vertel je me nou?' zei Jack Conger, en Norton dacht een scherpte in zijn stem te horen die niet klopte met de luchtige toon waarop hij zijn voorstel gedaan had.

'Sorry,' zei hij. 'Het was niet mijn bedoeling om je de stuipen op het lijf te jagen. Marty Forager zwalkt in de stad rond, en hij is behoorlijk dronken.

Hij was zoëven hier en kondigde aan dat hij jou met een bezoek ging vereren.'

'Komt hij deze kant op?' vroeg Jack.

'Nee. Ik had de indruk dat hij naar het café ging, maar na nog een paar borrels vergeet hij misschien wat ik hem verteld heb. Of nog erger, misschien herinnert hij het zich dan ineens weer.'

'Wat heb je hem dan verteld?' vroeg Jack nieuwsgierig.

Ray Norton herhaalde het waanzinnige verhaal dat hij voor de dronkelap had opgehangen en was verbaasd toen Jack het niet grappig leek te vinden.

'Geweldig zeg,' zei Jack, en de ergernis droop van zijn stem af.

'Nou, ik zou me er maar niet al te druk over maken,' zei Ray weinig op zijn gemak. 'Volgens mij is hij het morgen al weer vergeten.'

'Dat hoop ik,' antwoordde Jack Conger. Toen veranderde hij van onderwerp. 'Weet je al iets van Kathy Burton?'

'Niets,' antwoordde Ray, die meteen weer zakelijk werd. 'Ze is nog niet boven water en niemand heeft haar gezien. Ik weet niet wat ik ervan denken moet. Marilyn Burton is bij mij thuis en Norma houdt haar gezelschap. Ik ben bang dat het een lange nacht voor ze wordt.'

'Net als voor de rest van de stad,' merkte Jack op. Hij had zijn stoel omgedraaid en keek somber uit het raam. Er was veel verkeer op straat; auto's reden met een slakkegangetje om het plein, en overal stonden kleine groepjes mensen onder lantaarnpalen te praten. Hij wist waar ze het over hadden en die wetenschap maakte hem bezorgd. 'Er wordt te veel gekletst in deze stad,' zei hij.

'Alleen als er iets te kletsen valt,' antwoordde de politieman, 'en dat gebeurt niet vaak genoeg. Hoe lang blijf je daar nog?'

'Ik ben bijna klaar. En jij?'

'Ik ook. Ik was net met de laatste telefoontjes voor de zoekactie bezig toen Marty binnenkwam. De jongens moeten hier over een half uur zijn. Ik wil jou er ook bij hebben.'

'Waarom? Niet dat ik er bezwaar tegen heb.'

Norton grinnikte. 'Dat lijkt me ook niet verstandig. We beginnen bij jouw huis te zoeken, en ik heb je nodig als leider. Omdat wij tweeën de streek het beste kennen, en bovendien allebei respectabele burgers zijn, lijkt het mij het beste om de zaak in twee groepen te splitsen. Ik ga met mijn groep naar de steengroeve en de jouwe kamt het bos uit.'

Jack voelde een rilling over zijn rug lopen en merkte dat er zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd stonden. Hij was al een jaar niet in het bos geweest. Hij probeerde zijn onzekerheid niet aan Ray te laten merken toen hij weer sprak.

'Prima. Ik ga de boel hier nu afsluiten en ben zo bij je. Tot straks.'

Hij legde de hoorn neer zonder op een antwoord van Ray te wachten. Hij ruimde zijn bureau op en deed het op slot, daarna sloot hij de deur naar zijn kantoor af. De lichten in het gewone kantoor liet hij branden, en hij overtuigde zich ervan dat hij de voordeur goed had afgesloten toen hij op de stoep stond. Maar er was zoveel verkeer en hij moest zoveel nieuwsgierige vragen beantwoorden dat het een half uur duurde voor hij bij het politiebureau belandde. Dat kwam neer op ongeveer drie meter per minuut.

Rose Conger had geprobeerd te werken nadat haar man de deur was uitgegaan, maar had zich niet kunnen concentreren. Ze had de moed opgegeven en een boek gepakt, maar ook daar kon ze haar aandacht niet bijhouden. Op een gegeven moment had ze het weggelegd en zitten luisteren naar de oude klok, die de kwartieren, halve uren en uren wegsloeg. De avond leek een eeuwigheid te duren. Toen besloot ze om Norma Norton op te bellen en haar te vragen of ze iets over Kathy had gehoord. Norma had haar een beetje aarzelend voorgesteld om langs te komen en samen met hen de nacht door te brengen. Hoewel hun echtgenoten een goede band hadden, konden de vrouwen niet zo verschrikkelijk goed met elkaar opschieten en Rose vermoedde dat dat voor een gedeelte kwam omdat Norma haar niet als een normaal mens beschouwde maar als dé mevrouw Conger. Ze greep de mogelijkheid om daar een einde aan te maken met beide handen aan.

'Heel graag,' zei ze. 'Hier in mijn eentje word ik alleen maar met de minuut zenuwachtiger. Ik zal even kijken of mevrouw Goodrich nog op is. Als ze voorlopig nog niet van plan is om naar bed te gaan kan zij op de meisjes passen. Ik ben over tien minuten bij je, of anders bel ik je nog een keer.'

Mevrouw Goodrich zat in haar kamer achter de keuken televisie te kijken en de oude vrouw verzekerde haar dat ze een groot deel van de nacht op wilde blijven. 'Het lijkt wel of je steeds minder slaap nodig hebt als je ouder wordt,' zei ze mopperig. 'Of misschien komt het gewoon van de reumatiek. Maar gaat u rustig weg. Er is de afgelopen vijftig jaar niets in dit huis gebeurd dat ik niet aankon.'

Rose bedankte haar en ging naar boven om bij de kinderen te kijken. Ze sliepen allebei vredig, en ze drukte Sarah zacht een kus op het voorhoofd. Elizabeth wilde ze liever niet storen. Ze had nog twee van de tien minuten over toen ze de auto voor het huis van de Nortons parkeerde, en een minuut later nam ze dankbaar een kop koffie van Norma aan.

'Het spijt me dat dit gebeurd is,' zei ze tegen Marilyn Burton. 'Maar ik weet zeker dat er niets met Kathy aan de hand is. Het is vast net zo als met Anne Forager.' Alleen wisten ze geen van allen wat er precies met Anne gebeurd was. Zo zaten de drie vrouwen wat ongemakkelijk bij elkaar, en ze probeerden hun angst te verdoven met cafeïne.

Elizabeths ogen gingen plotseling open toen ze haar slaapkamerdeur dicht hoorde gaan. Ze wist zelf niet waarom ze net gedaan had alsof ze sliep toen haar moeder de deur opendeed. Meestal zei ze iets, al was het alleen maar goedenacht Maar ze had haar ogen dichtgehouden en de langzame, regelmatige ademhaling van de slaap nagebootst. En nu, met de deur weer dicht en haar ogen open, handhaafde ze nog steeds die ademhaling. Ze lag

stil naar de nachtgeluiden te luisteren, en hoorde het snelle optrekken van haar moeders auto op de oprijlaan.

Toen ze het geluid van de motor niet meer hoorde stond ze op en liep naar het raam. Ze staarde over het veld en had bijna het gevoel dat ze in het bos kon kijken dat donker tegen de nachtlucht afstak. Zo bleef ze een hele tijd staan, en ineens kwam het gevoel in haar op dat ze één was met het bos en de bomen, samen met een hevig verlangen om dichter bij de zee achter die bomen te zijn. Ze wendde zich van het raam af en terwijl haar oogleden op een vreemde manier knipperden begon ze zich aan te kleden.

Even later verliet ze haar kamer en liep naar de trap. Daar bleef ze even staan en het leek of ze naar de stilte luisterde. Daarna begon ze naar beneden te lopen, haar bewegingen even stil als de nacht die haar omringde. Ze liep langs de staande klok zonder zijn luide getik zelfs op te merken. Onder aan de trap draaide ze zich een halve slag om en ging op weg naar de keuken.

Ze hoorde niets van het geluid van de televisie die in het kamertje naast de keuken aanstond; als ze het had gehoord had ze misschien aangeklopt en de deur opengedaan, en mevrouw Goodrich dommelend in haar stoel aangetroffen.

Elizabeth deed de koelkast open en bleef even met een lege blik naar de inhoud staan staren. Toen stak ze haar hand uit, en haar vingers sloten zich om een klein, in wit papier gepakt pakje. Ze deed de koelkast dicht en liep de keuken uit. Mevrouw Goodrichs slaap werd niet verstoord door het zachte klikje van de voordeur, noch door de zware slagen van de klok die middernacht sloeg.

Elizabeth liep snel het veld over en verdween in het bos. Toen ze daar eenmaal was, verscholen tussen de bomen, begon ze nog sneller te lopen.

De lichten van de zoekers dansten in de duisternis om haar heen, maar uit niets viel op te maken dat ze ze opmerkte. Twee keer was Elizabeth net in de schaduw van een boom verdwenen voor een van de zoekers haar kon ontdekken, en vlak voor ze het bos uitkwam liep ze op minder dan tien meter afstand langs haar vader heen. Ze zag hem niet eens, en maakte zo weinig geluid dat hij haar niet hoorde. Bovendien moest hij zich zo concentreren om zijn angst voor het bos te overwinnen dat hij haar hoe dan ook niet gehoord zou hebben. Grimmig ploeterde hij voort, op zoek naar Kathy Burton.

Even daarna stond Elizabeth weer op de dijk, hoog boven de zee. Ze luisterde naar de branding, en voor haar was het een geluid waar ze aan gewend was, een geluid waarmee ze al veel langer dan haar geheugen reikte, leefde. Ze begon aan haar afdaling en verdween in de zwarte schaduw achter het grote rotsblok.

Misschien kwam het door de branding, of misschien door iets anders, maar in ieder geval hoorde ze niets van het geluid van de brekende takken boven haar, waar anderen zich moeizaam een pad door het bos baanden.

Kathy Burton was er eerst helemaal niet zeker van dat ze iets hoorde, ze had

in de afgelopen uren zoveel geluiden gehoord. Eerst was het haar eigen gegil geweest, dat als het geluid van een miserabel, stervend dier op haar teruggekaatst werd en tegen haar oren hamerde. Ze had gegild tot haar stem het begaf, en daarna had ze heel lang op de vloer liggen huilen, terwijl haar lichaam schokte van uitputting en angst. Toen was de paniek voorbij gegaan en had ze liggen luisteren naar het gedempte geluid van de branding op de achtergrond, een zacht geruis dat ervoor zorgde dat de verschrikking van de ondoordringbare duisternis in ieder geval niet werd aangevuld met een benauwende stilte. En daarna waren de kleine geluidjes haar gaan opvallen, het zachte geluid van rennende pootjes, en in het begin had ze zich daar niets bij kunnen voorstellen. Maar toen begon haar geest haar beelden op te dringen, beelden van ratten die elkaar in de grot achterna joegen, en net buiten haar bereik om haar heen cirkelden. En terwijl het beeld in haar hoofd steeds scherper werd begon ze de ratten te voelen, als het tenminste ratten waren, en kreeg ze het idee dat ze dichterbij kwamen en aan haar snuffelden; haar angst nam hand over hand toe. Ze had zich teruggetrokken op de rots die nog maar een paar uur geleden bij Elizabeths waanzinnige theevisite als tafel dienst had gedaan.

Daar was ze in elkaar gedoken blijven zitten, en ze had het gevoel gekregen dat ze steeds kleiner werd. Ze stelde zich voor dat ze op een gegeven moment helemaal verdwenen zou zijn, en dat was een beeld dat veel minder angstaanjagend was dan al die andere, want als ze zou verdwijnen was ze tenminste weg. En dat was iets wat ze wanhopig graag wilde.

Met het verstrijken van de uren waren haar gewrichten stijf geworden omdat ze zich niet bewoog en omdat er een vochtige kilte de grot binnendrong. Op een gegeven ogenblik moest ze zich wel bewegen, maar ze durfde niet van de platte steen af, zo bang was ze voor wat ze in de haar omringende duisternis zou kunnen tegenkomen.

En nu hoorde ze een ander geluid, iets schuifelends dat van boven kwam. Ze voelde een schreeuw in haar rauwe keel opkomen, maar ze slaagde erin om zich te beheersen. Het geschuifel hield aan.

Kathy strekte haar nek in een poging om ergens in de duisternis boven haar de schacht te ontdekken die de uitgang van haar gevangenis was. Ze dacht hem gevonden te hebben, want ze voelde een klein beetje tocht, niet meer dan een lichte verstoring van de lucht, en ze was ervan overtuigd dat de schacht zich boven het luchtstroompje bevond dat de enige echte beweging in de grot was. Ze was al eerder een keer opgestaan om te proberen de lage zoldering aan te raken, maar ze kon er net niet bij. Het feit dat ze zelfs de grootte van haar gevangenis niet kon bepalen had haar angst alleen maar aangewakkerd. Ze lag nu op haar rug, met haar hoofd in de luchtstroom die uit de schacht moest komen.

En toen werd ze verblind. Ze voelde haar gezicht samentrekken toen het heldere, verblindende licht in haar ogen viel. Als een hert dat in de koplampen van een auto gevangen wordt, lag ze roerloos op de platte steen.

Boven haar hield Elizabeth de zaklantaarn op haar gericht en tuurde naar beneden in Kathy's doodsbenauwde gezicht Er lag een verwilderde blik in Kathy's ogen die Elizabeth op de een of andere manier plezier deed, en ze glimlachte tegen zichzelf. Toen hoorde ze Kathy iets zeggen.

'Wie is daar,' wist Kathy uit te brengen, en haar stem klonk haar vreemd in de oren. 'Alsjeblieft zeg me wie daar is.'

'Stil,' siste Elizabeth naar beneden, 'Je moet daar stil zijn.'

'Elizabeth?' vroeg Kathy onzeker. Toen er geen antwoord kwam herhaalde ze de naam.

'Elizabeth,' raspte haar stem. 'Alsjeblieft, Elizabeth, ben jij het?'

Boven haar hield Elizabeth de zaklantaarn met één hand stevig vast terwijl de andere aan het witte papier trok dat om het pakje zat dat ze uit de keuken had meegenomen. Toen ze het papier eraf had zei ze weer iets.

'Hier,' zei ze, met een stem die bijna net zo rauw klonk als Kathy's verwrongen geluid. 'Je eten.'

Ze gooide iets naar beneden, en een stuk rauw en bloederig vlees trof Kathy vol in het gezicht.

Kathy zag het niet aankomen en toen het vlees haar gezicht trof deinsde ze instinctief terug, en ineens had ze haar stem weer. Een schreeuw van angst en afschuw voor het onbekende, koude, natte ding ontsnapte aan haar keel en vulde de grot met geluid. Het doffe geruis van de branding verdween, en alle kleine geluidjes verdronken in het lawaai van Kathy's doodsangst. En toen sneed Elizabeths stem hard en wreed door de gil heen.

'Godverdomme!' gilde Elizabeth. 'Hou je smerige kop dicht! Hou je kop!' Ze bleef krijsen, en Kathy's stem stierf langzaam weg. 'Hou je kop!' En toen was het ineens stil in de grot tot het gemurmel van de branding zijn weg naar binnen hervond.

'Eet op,' beval Elizabeth. 'Eet je avondeten op.'

Onder haar begonnen Kathy's ogen aan de onderbreking in de duisternis gewend te raken. Ze keek naast zich en zag rauwe biefstuk rood glimmend in de lichtcirkel van de zaklantaarn liggen. Ze staarde ernaar en deed haar best om niet naar Elizabeths stem te luisteren.

'Pak het op,' zei Elizabeth. 'Pak het op, stomme trut en stop het in je mond. Pak het op. Pak het op.'

De stem van boven leek een hypnotische kracht te krijgen, en ineens merkte Kathy dat ze het slappe, bloederige ding in haar handen hield. En daarna veranderde het bevel dat van boven kwam.

'Eet op,' beval Elizabeth. 'Eet op. Eet op. Eet op.' Hulpeloos bracht Kathy het rauwe vlees naar haar mond. Het licht ging uit.

Kathy bleef een hele tijd zo zitten, ineengedoken op de steen en met het stuk vlees in haar handen, en wachtte tot de schuifelende geluiden boven haar waren weggestorven. En toen het eindelijk stil was zat ze daar nog steeds, als een angstig dier dat wacht tot de ongeziene vijand hem vanuit de duisternis van de nacht overvalt.

Ze werd zich bewust van het feit dat ze honger had. Heel traag keerde haar geest weer naar de werkelijkheid terug, en ze vroeg zich af hoe lang ze al in dit gat vastzat, hoe lang geleden het was dat ze voor het laatst gegeten had Ze dacht aan het bloederige ding in haar handen. Ergens in haar hersenen vond ze een stukje informatie, een kleine notitie dat er mensen bestonden die rauw vlees aten. Ze voelde dat haar maag zich samentrok, en even dacht ze dat ze ging overgeven. Toen verdween de misselijkheid en voelde ze opnieuw hoe hongerig ze was. Ze nam een besluit.

Kathy dwong zich om het rauwe vlees in haar mond te stoppen en begon erop te kauwen. Ze was nu blij dat het donker was. Ze was ervan overtuigd dat ze het niet had kunnen eten als ze het had kunnen zien.

Het geschuifel begon opnieuw toen ze de biefstuk half op had. Ze hield op met kauwen en luisterde. Het geluid werd harder; daarna, toen ze het vlak boven haar hoofd leek te horen, hield het op.

Kathy wilde iets gaan zeggen maar bedacht zich op het laatste moment. Het was meer haar instinct dan haar verstand dat haar ingaf om van de rots te springen, meer onbewust dan bewust dat ze besefte dat het gevaar uit de grot minder groot was dan het gevaar van boven. Ze kroop tegen de muur van de grot aan en wachtte op de lichtbundel die door de schacht moest komen en die haar meer angst aanjoeg dan de duisternis en de stilte. Maar er kwam geen licht, en ook geen harde, gemene stem die haar van boven het bevel gaf om de meest vreselijke dingen te doen. In plaats daarvan klonk er een luide klap, alsof er een of ander voorwerp - een hard voorwerp - door de schacht naar beneden werd gegooid. Daarna viel er een stilte, en toen begon het geschuifel weer, dat langzaam wegstierf en uiteindelijk ten onder ging in het geluid van de branding. Kathy bleef ineengedoken tegen de muur zitten.

Toen ze aan haar benen merkte dat ze zich moest bewegen begon ze tastend aan de terugtocht naar het midden van de grot Haar handen vonden het grote, platte rotsblok, en voorzichtig begon ze de bovenkant af te tasten. Aan de ene kant was ze bang om het voorwerp dat naar beneden was gegooid te vinden, aan de andere kant was ze bang dat ze het niet zou kunnen vinden.

En toen kwamen haar vingers tegen iets aan. Ze trok ze onmiddellijk terug, alsof het voorwerp gloeiend heet was, maar vermande zich. Ze begon het met haar vingertoppen af te tasten. Het was hard en rond en een beetje afgeplat. Er leek iets van stof omheen te zitten - en toen wist ze ineens wat het was. Ze pakte de veldfles op en schudde hem heen en weer. Hij klotste.

Voorzichtig draaide ze de dop eraf en rook aan de inhoud. Ze rook niets.

Eindelijk wist ze de moed bijeen te rapen om ervan te proeven. Het was water.

Dorstig begon Kathy te drinken. Het water verzachtte de pijn in haar keel.

Toen Elizabeth de volgende morgen wakker werd, werden haar ogen groot van verbazing toen ze de stapel vuile kleren in het midden van haar slaapkamer zag liggen. Ze staarde er verwonderd naar en vroeg zich af waar ze vandaan waren gekomen. Ze nam uiteindelijk maar aan dat Sarah ze

daar 's nachts had neergelegd, en pakte ze op om ze in de was te gooien. Daarna ging ze naar beneden om te ontbijten.

Een paar minuten later werd Sarah wakker, en zij trof ook een stapel vuile kleren op de vloer van haar kamer aan. Ze kwam uit bed en trok ze aan. Toen ging Sarah ook naar beneden en nam zwijgend haar plaats aan de ontbijttafel in. Haar ouders keken haar met afgrijzen aan. Elizabeth stond op, liep naar haar toe en pakte haar hand.

'Kom mee, Sarah,' zei ze lief. 'Die kleren wil je toch niet naar school aan.'

Elizabeth nam Sarah mee naar boven en Rose en Jack Conger keken elkaar aan. Ze wisten beiden niet wat ze zeggen moesten. Ze waren te bang.

De tijd leek die week in Port Arbello langzaam voorbij te gaan. Marilyn Burton, die nog steeds dapper het onvermijdelijke voor zich uit bleef schuiven, deed iedere dag haar winkel open, en iedere dag glimlachte ze tegen haar klanten en verzekerde hen dat ze ervan overtuigd was dat er zeker niets ergs met Kathy gebeurd was en dat ze terug zou komen. Maar diep in haar hart wist ze dat dat niet zo was.

Ray Norton breidde de zoekacties verder uit, en de mannen van Port Arbello begonnen systematisch de hele streek uit te kammen en maakten iedere dag een grotere boog om de stad. Norton verwachtte niet dat ze iets zouden vinden, maar het hield ze bezig, zodat ze geen tijd hadden om al te nauwkeurig naar Martin Forager te luisteren, die elke avond in het café zat te beweren dat de politie geen hand uitstak. Norton hoopte dat hij ze minstens tien dagen kon bezig houden, en tegen die tijd hoopte hij iets tastbaarders te hebben dan een simpele verdwijning.

De vrouwen van Port Arbello merkten dat ze veel meer koffie dronken dan anders, en dat ze veel meer benzine gebruikten, want ze begonnen allemaal hun kinderen naar school te brengen en weer op te halen. Allemaal, behalve de vrouwen aan Point Road, waar Anne Forager blijkbaar was aangevallen en Kathy Burton was verdwenen. De gezinnen aan Conger's Point Road spraken niet over wat er gebeurd was, en ze hielden ook geen ruggespraak over hoe ze de situatie het beste konden aanpakken. Het was alsof ze allemaal afzonderlijk besloten hadden dat er niets zou gebeuren als ze niet toegaven dat er iets aan de hand was. Dus liepen de kinderen van Conger's Point Road nog steeds iedere dag gewoon naar school. Als het al iemand opviel dat er een ongebruikelijke hoeveelheid auto's over de Point Road reed omstreeks de tijd dat de kinderen over straat liepen, omdat plotseling alle moeders merkten dat ze hoognodig een paar boodschappen in de stad moesten doen, werd daar geen commentaar op gegeven. Zwijgend deden ze net of alles normaal was, en het feit dat er nog steeds naar Kathy Burton werd gezocht stelde hen gerust.

Op donderdagmorgen merkte Elizabeth dat ze het stuk tussen haar huis en Conger Point's Road bijna rennend aflegde. Het liefst was ze het veld overgestoken om bij de rand van het bos op de weg te komen, maar daar

schaamde ze zich een beetje voor. Toen ze bij de weg kwam keek ze snel naar rechts, waarna ze bewust wat langzamer ging lopen en er onverschillig probeerde uit te zien. Voor de derde achtereenvolgende ochtend stond Jeff Stevens op haar te wachten.

Dinsdagmorgen had ze nog gedacht dat het toeval was. Ze had hem niet gevraagd hoe het kwam dat hij net het huis uitkwam toen zij langs het bos liep. In plaats daarvan was ze naast hem gaan lopen en had hem haar boeken gegeven toen hij daarom vroeg.

Op woensdagmorgen had hij op haar staan wachten bij de brievenbus van de familie Stevens, en ze vroeg zich af of zijn ouders hem gezegd hadden dat hij haar naar school moest begeleiden. Alsof hij haar gedachten had gelezen pakte hij haar boeken en glimlachte.

'Morgen mag je de mijne dragen,' zei hij. 'Ik ben blij dat je hier in de buurt woont. Ik vind er helemaal niets aan om alleen te lopen.'

Dus toen Elizabeth op donderdagmorgen op Jeff afliep was dat met uitgestoken handen.

'Mijn beurt,' zei ze grinnikend. Toen hij er niet op reageerde zei ze: 'Je zei dat ik vandaag jouw boeken moest dragen.'

Jeff overhandigde haar zwijgend zijn boeken en nam zich heilig voor om niet te vergeten ze terug te vragen voor ze in het zicht van de school waren. Hij was al erg genoeg geplaagd toen ze hem de hare hadden zien dragen; als ze zagen dat zij nu zijn boeken droeg zou er geen eind meer aan komen. Hij probeerde iets te bedenken om tegen haar te zeggen, maar wist niets te verzinnen. En dat vond hij eigenlijk niet zo heel erg, want hij had opgemerkt dat hij begon te stotteren als hij iets tegen Elizabeth moest zeggen. Hij vroeg zich af of hij een beetje verliefd op haar was, en dacht dat dat best eens het geval kon zijn.

'Wat ben je stil vanmorgen,' zei Elizabeth, waarop Jeff vuurrood werd.

'Ik... eh, ik dacht net aan Kathy Burton,' wist hij uit te brengen, en zijn blos werd nog dieper. Wat was er met hem aan de hand? Hij had geweten wat hij wilde zeggen, waarom zei hij het dan niet gewoon?

'Ik vraag me af wat er met haar is gebeurd,' zei Elizabeth met een lichte frons. 'Misschien heeft Anne Forager dan toch niet gelogen.'

'Behalve dan dat zij er nog steeds is, en Kathy is verdwenen.' Deze keer sprak Jeff ieder woord zorgvuldig uit en hij slaagde erin om niet te stotteren.

'Ik hoop dat ze haar vinden,' zei Elizabeth. 'Ze is een hele goede vriendin van mij. Ze past vaak op bij de Nortons, en we liepen geregeld samen op.'

Jeff merkte ineens dat hij hoopte dat Kathy Burton toch maar niet gevonden werd. Hij vond het geen leuk idee om met Elizabeth en nog iemand anders naar school te lopen. Hij besloot dat veertien zijn helemaal niet gemakkelijk was.

Hij vergat om zijn boeken aan Elizabeth terug te vragen voor ze in school waren. Op donderdagmorgen werd Jeff Stevens verschrikkelijk uitgelachen op school.

Tegen donderdagmiddag leek Port Arbello de situatie geaccepteerd te

hebben. Marilyn Burton merkte dat haar inkomsten weer naar het normale niveau terugzakten; er kwamen minder mensen langs 'om even een praatje te maken', mensen die daarna om hun schuldgevoelens te sussen een paar dingen bij haar kochten.

Ray Norton deelde weer bekeuringen uit aan auto's die op het plein verkeerd geparkeerd stonden; hij had op donderdagochtend het besluit genomen dat het zoeken naar een vermist kind niet als excuus kon worden gebruikt om minder ernstige zaken door de vingers te zien.

Het leven begon weer zijn normale gang te gaan.

Mevrouw Goodrich wilde de was gaan doen toen ze weer eens een paar extra vuile kleren tussen het wasgoed opmerkte. Ze schudde bedroefd haar hoofd. Ze stond op het punt om ze op te pakken en aan mevrouw Rose te laten zien toen ze zich herinnerde wat dat de vorige keer had uitgehaald. Ze besloot dat dat alleen maar zonde van haar tijd was. Dus zette ze de vuile kleren in een teil en voegde extra zeep en bleekmiddel toe terwijl ze ze liet weken. Toen ze twee uur later uit het droogapparaat kwamen waren ze schoon. Brandschoon, want met minder zou mevrouw Goodrich nooit genoegen nemen.

Elizabeth stond onzeker voor de Port Arbello school en keek naar de gezichten van de kinderen die het gebouw uitstroomden. Even dacht ze het gezicht dat ze zocht gemist te hebben, maar toen begon ze plotseling te glimlachen en te zwaaien. Toen er geen reactie kwam van het kind waarvan ze de aandacht wilde trekken begon ze te roepen. 'Jimmy,' riep ze. Er keek een klein jongetje op. 'Hier,' riep ze, terwijl ze weer begon te zwaaien.

Jimmy Tyler was klein voor zijn leeftijd, maar niet zo klein dat hij er echt hinder van ondervond. Het scheelde maar drie centimeter, en zijn vader had hem verzekerd dat hij bij zijn volgende verjaardag minstens even groot zou zijn als alle andere achtjarige jongens. Maar als je zeven bent lijkt acht een heel eind weg, en daarom compenseerde Jimmy zijn gebrek aan lengte door veel leniger te zijn dan de rest. Hij kon vooral erg goed klimmen. Jimmy kon overal bovenop komen, en hij was altijd sneller en ging altijd hoger dan zijn vriendjes. Dan kon hij op ze neerkijken en voelde hij zich stukken beter.

Hij keek op toen hij zijn naam hoorde roepen en zag dat Elizabeth Conger naar hem stond te zwaaien. Hij zwaaide terug en zag dat ze op hem stond te wachten. Haastig liep hij naar haar toe.

'Loop je met me mee naar huis?' vroeg Elizabeth hem. De familie Tyler woonde nog een stuk verder aan de Point Road dan de familie Conger, en tot Jimmy's verbazing en vreugde had Elizabeth hem deze week iedere middag opgewacht. Hij vond Elizabeth aardig, ook al was ze een meisje. Hij had het idee dat dat er niet zoveel toe deed omdat ze bijna twee keer zo oud was als hij. In ieder geval had niemand van zijn vriendjes hem tot nu toe geplaagd omdat hij met een meisje naar huis liep.

'Goed,' zei hij opgewekt.

Voor het grootste deel van de weg hielden ze hun mond, maar toen ze bij het huis van de familie Stevens kwamen begon Jimmy te praten.

'Hier is het gebeurd, hè?' zei hij nieuwsgierig.

'Wat?' vroeg Elizabeth.

'Hier is Kathy Burton verdwenen,' zei Jimmy, en aan zijn jonge stem was te horen dat niet zozeer het lot van Kathy, maar het geheimzinnige van haar verdwijning hem aansprak.

'Ik weet het niet,' zei Elizabeth. 'Ik denk het wel.'

'Denk je dat zij haar hebben?' vroeg Jimmy, naar het lelijke oude huis bij de zee wijzend.

'Welnee,' zei Elizabeth resoluut 'Ze zijn niet zo gek als de familie Barnes was.'

'Nou,' zei Jimmy weinig overtuigd. 'Ik vind het toch maar een eng huis.'

'Ik dacht altijd dat het daar spookte toen ik zo klein was als jij,' zei Elizabeth plagerig.

'Ik geloof niet in spoken,' zei Jimmy, die niet helemaal zeker wist of dat nou wel waar was.

'O nee?' zei Elizabeth met een stem die ineens heel anders klonk, alsof ze het meer tegen zichzelf had dan tegen hem. 'Ik dacht ook dat dat soort dingen niet bestonden, maar nu ben ik daar niet zo zeker meer van.'

'Waarom niet?' zei Jimmy.

Elizabeth leek zich plotseling weer bewust te worden van zijn aanwezigheid en vroeg: 'Wat zeg je?'

'Waarom niet?' vroeg Jimmy weer. 'Waarom wist je het eerst zeker en nu niet meer?'

'O,' zei Elizabeth. 'Dat weet ik niet.' Ze voelde zich ineens slecht op haar gemak en begon sneller te lopen. Jimmy Tyler moest in een sukkeldrafje lopen om haar bij te kunnen houden.

'Loop niet zo hard,' zei hij uiteindelijk. 'Ik kan je niet bijhouden.'

Ze waren nu vlak bij het bos, en Elizabeth stond stil en staarde naar de bomen.

'Als het ergens spookt dan is het daar wel,' zei ze.

'In het bos?' vroeg Jimmy. 'Wie zou er nou in een bos willen spoken?'

'Omdat daar iets gebeurd is. Iets heel ergs, en heel lang geleden.'

'Wat is er dan gebeurd?' vroeg Jimmy.

'Dat weet ik niet,' zei Elizabeth. 'In ieder geval nog niet precies, maar ik kom er wel achter.'

'Vertel je het me als je het weet?' Jimmy vond het zo spannend dat zijn stem de hoogte inschoot 'Alsjeblieft, Elizabeth? Doe je dat?'

Elizabeth keek glimlachend op het jongetje naast haar neer en nam hem bij de hand.

'Weet je wat?' zei ze zacht. 'Ik zal vanmiddag proberen om erachter te komen. Kun je om half vijf bij mijn huis zijn?'

'Dat denk ik niet,' zei Jimmy aarzelend. 'Waarom bel je me niet op? Van mijn moeder mag ik zo laat niet meer buiten spelen. Het wordt dan al donker, en ze wil dat ik binnen ben voor het donker wordt.'

'Als je wilt weten wat er in het bos is gebeurd moet je om half vijf bij me zijn,' zei Elizabeth geheimzinnig. 'Het wordt pas na vijven donker. Bovendien wil Sarah met je spelen.'

'Hoe kun jij dat weten?' zei Jimmy uitdagend. 'Sarah kan niet eens praten.'

'Toch weet ik dat,' zei Elizabeth. 'Als je zorgt dat je hier om half vijf bent vertel ik je waarom het spookt in het bos.'

'Goed,' gaf Jimmy eindelijk toe. 'Maar het moet wel een goed verhaal zijn. Ik geloof niet in spoken.' Hij begon weg te lopen.

'Bij de brievenbus,' riep Elizabeth hem na. 'We wachten op je bij de brievenbus.' Jimmy Tyler knikte en zwaaide, en Elizabeth bleef hem na staan kijken. Ze vroeg zich af wat ze hem vanmiddag moest vertellen, en waarom ze hem had wijs gemaakt dat het spookte in het bos. Ze vond het nu ineens maar dom van zichzelf. Jimmy had gelijk, natuurlijk. Spoken bestonden niet. Ze kon maar beter een goed verhaal verzinnen. In ieder geval had Sarah een keer iemand anders om mee te spelen. En dat was wel eens leuk.

Om half vijf stonden Sarah en Elizabeth bij de brievenbus die aan het eind van de lange oprijlaan aan de overkant van de Point Road stond. Elizabeth zag de kleine, sjokkende gestalte van Jimmy Tyler op hen afkomen en zwaaide. Hij zwaaide terug.

'Zie je wel?' zei Elizabeth tegen Sarah. 'Daar komt hij aan, precies zoals ik je verteld heb.'

Sarah staarde Elizabeth aan, en uit niets in haar enorme bruine ogen bleek dat ze haar zusje gehoord had. Maar Elizabeth wist dat dat wel zo was. Ze glimlachte tegen Sarah, maar Sarah reageerde nog steeds niet. Ze bleef rustig en geduldig op de komst van Jimmy Tyler staan wachten.

'Ik kan niet lang blijven,' zei Jimmy toen hij bij de meisjes aankwam. 'Mijn moeder heeft gezegd dat ik thuis moet zijn voor het donker wordt.' Hij keek naar de zon, die langzaam in de richting van de horizon achter hen verdween.

'Laten we naar het veld gaan,' stelde Elizabeth voor. 'Dan kunnen we tikkertje spelen.'

'Weet Sarah hoe dat moet?' zei Jimmy, die het niet kon schelen of het onderwerp van zijn vraag hem misschien gehoord had. Elizabeth keek hem verwijtend aan.

'Natuurlijk weet ze dat,' zei Elizabeth. 'En je kunt er maar beter voor zorgen dat je hem nooit bent, want ze kan veel harder rennen dan jij. Ze kan zelfs harder rennen dan ik.'

'Wie is hem?' wilde Jimmy weten.

'Ik,' zei Elizabeth. 'Ik tel tot vijf. Een - twee - drie -' Jimmy Tyler holde al over het veld, maar Sarah bleef gewoon staan en staarde haar zusje aan. Elizabeth hield op met tellen en legde haar handen zacht op Sarah's schouders, waarbij ze haar knieën een beetje boog zodat ze het kleinere meisje recht in haar gezicht kon kijken.

'We gaan tikkertje spelen,' zei ze zacht 'En ik ben hem. Je moet hard bij me vandaan rennen.' Het leek even of Sarah haar niet gehoord had; maar toen rende ze plotseling weg, alsof het ineens tot haar was doorgedrongen wat er bedoeld werd, en holde de kant op die Jimmy Tyler was opgegaan. 'Vier - vijf!' riep Elizabeth om hen te waarschuwen dat ze eraan kwam.

Ze wist dat ze ze allebei zonder al te veel moeite kon inhalen, maar ze deed niet al te erg haar best. Ze schenen het leuk te vinden om haar te ontwijken en een paar keer deed ze net of ze uitgleed als ze ze bijna te pakken had, en hoorde Jimmy lachen toen ze op de grond tuimelde. Toen ze merkte dat zijn belangstelling wat begon af te nemen haalde ze hem ineens in en tikte hem aan. 'Jij bent hem,' riep ze terwijl ze hard bij hem wegrende. Hij bleef even staan, alsof hij te verbaasd was om te begrijpen welke draai het spelletje genomen had. Daarna begon hij vrolijk te grijnzen en ging Sarah achterna.

Sarah speelde het spel met een ernst die andere kinderen niet konden opbrengen. Toen Jimmy op haar afkwam rennen zette ze het op een lopen alsof de duivel haar op de hielen zat met het hoofd voorovergebogen en haar benen malend in een ritme dat ze geen moment onderbrak. Het werd al snel duidelijk dat Jimmy Tyler haar nooit zou kunnen inhalen. Elizabeth begon van de andere kant op Sarah af te lopen. Toen ze vlak bij haar zusje was riep ze haar, en bij het horen van haar naam keek Sarah op en bleef even staan. Elizabeth liep langs haar heen op Jimmy af en Sarah keek haar na.

'Ik zei toch al dat je haar niet te pakken kon krijgen,' riep Elizabeth vrolijk uit

'Maar ik durf te wedden dat ik jou wél krijg,' riep Jimmy terug, en hij verplaatste zijn aandacht van Sarah naar Elizabeth. Het was bovendien veel leuker om Elizabeth achterna te zitten; die liep tenminste niet zo dom recht vooruit als Sarah. Hij begon te proberen om van tevoren te raden welke kant ze op zou lopen, en merkte daardoor niet dat Elizabeth, terwijl ze van de ene naar de andere kant rende, steeds dichter in de buurt van het bos kwam. Hij zag het pas toen ze ineens opgaf en zich op de grond liet vallen.

'Ik geef het op,' zei ze lachend, terwijl ze op adem probeerde te komen. 'Je loopt harder dan ik.'

Hij liet zich naast haar in het gras ploffen, maar ging vrijwel meteen weer recht overeind zitten.

'Kijk,' zei hij. 'We zijn bijna in het bos.'

'Ja,' zei Elizabeth. 'Ik had niet door dat we er zo dichtbij waren. We kunnen beter teruggaan.'

'Nee,' zei Jimmy vastberaden. 'Ik wil eerst weten wat er met het bos aan de hand is. Ben je erachter gekomen?'

'Er is niets aan de hand met het bos,' zei Elizabeth. 'Helemaal niets.'

'Wedden van wel?' pruilde Jimmy. 'Je wil het me alleen niet vertellen.'

'Nou,' zei Elizabeth langzaam, terwijl ze het bos instaarde, 'er is een geheime plek. Alleen Sarah en ik weten daar iets van.'

Jimmy's ogen sperden zich wijd open. 'Een geheime plek?' zei hij haar na. 'Wat voor geheime plek?'

Elizabeth schudde haar hoofd. 'Ik denk niet dat je het er leuk zou vinden,' zei ze. 'Het is er heel eng.'

'Ik ben niet bang,' verklaarde Jimmy. 'Ik ben nergens bang voor. Waar is het?'

Elizabeth keek hem glimlachend aan. 'Het is niet echt in het bos,' zei ze. 'Het is aan de andere kant van het bos.'

Jimmy fronste zijn voorhoofd. 'Dat kan niet. Aan de andere kant is de oceaan.'

'En daar is de geheime plek,' hield Elizabeth vol.

'Ik wil erheen,' zei Jimmy dwingend, en zijn stem klonk plotseling een stuk harder.

'Sstt!' zei Elizabeth waarschuwend. 'Je moet Sarah niet bang maken.'

'Is Sarah gauw bang?' wilde Jimmy weten.

'Soms wel. Niet altijd, maar soms wel.'

Sarah zat stilletjes bij hen, en een toeschouwer zou moeilijk kunnen zeggen of ze het gesprek volgde. Ze keek van de een naar de ander, maar niet altijd naar het kind dat aan het woord was. Het leek wel of ze een geheel eigen gesprek volgde, een gesprek dat niets te maken had met wat Jimmy en Elizabeth zeiden. Jimmy nam Sarah onderzoekend op.

'Is ze bang voor de geheime plek?' vroeg hij.

'Ik geloof het niet,' zei Elizabeth aarzelend.

'En jij dan?' vroeg Jimmy, die de aarzeling in haar stem was opgevallen.

'Ik weet het niet,' zei Elizabeth na een lange stilte. 'Ik denk dat ik het normaal gesproken zou moeten zijn, maar ik ben het niet.'

'Ik wil erheen.' Het was nu geen vraag meer, maar een eis. Jimmy Tyler kreeg een koppige uitdrukking op zijn gezicht en keek Elizabeth strak aan. 'Ik wil erheen,' zei hij weer.

'Het is al laat,' zei Elizabeth behoedzaam.

'Dat kan me niet schelen,' verklaarde Jimmy beslist. 'Ik wil die geheime plek zien, en ik wil er nu heen.'

'Goed,' gaf Elizabeth eindelijk toe. 'Kom maar mee.'

Ze stonden op, en Elizabeth liep voor hen uit het bos in. Ze was vandaag niet zo snel en zeker als anders. Ze was deze keer zelfs langzaam en voorzichtig en bleef verscheidene keren staan om om zich heen te kijken, alsof ze herkenningstekens zocht. Uiteindelijk bereikten ze de zoom van het bos en kwamen op de dijk.

'Waar is het?' vroeg Jimmy. 'Dit is het toch niet?' Er klonk teleurstelling in zijn stem door. Elizabeth keek om zich heen en wist niet welke kant ze op moest. Ze voelde zich vandaag nerveus, en iets in haar waarschuwde haar om niet verder te gaan, om terug te keren voor het te laat was. Maar ze begreep niet waar het te laat voor zou kunnen zijn. Het enige wat ze wist was dat ze op de een of andere manier de weg kwijt was en niet wist welke kant ze op moest In haar oren hoorde ze een vreemd suizend geluid dat net niet sterk genoeg was om het geruis van de branding te verdringen, maar

het maakte het wel onduidelijk. Ze voerde een innerlijke strijd met zichzelf, en stond op het punt om rechtsomkeert te maken toen ze Jimmy's stem hoorde.

'Kijk,' zei hij. 'Sarah weet de weg. Laten we achter haar aanlopen.'

Elizabeth keek in paniek om zich heen en zag Sarah voorzichtig naar beneden gaan, van het ene rotsblok naar het andere klauterend. Jimmy volgde haar, en met zijn lenige kleine lichaam had hij geen moeite om haar bij te houden. Elizabeth bleef even staan en dwong zichzelf toen om ze achterna te gaan.

Maar terwijl ze naar beneden klauterde begon haar verwarring te verdwijnen en wist ze plotseling weer waar ze heen moest. Haar pas werd zekerder, en ze bewoog zich weer met dezelfde lenigheid en soepelheid die haar anders altijd zo snel naar het grote rotsblok voerde dat de ingang van de tunnel verborg.

En toen waren ze er. Met zijn drieën hurkten ze neer in de schaduw van de grote rots, en Jimmy keek Elizabeth vragend aan.

'Dit is het dus?' zei hij met een stem die duidelijk maakte dat hij wel wat meer verwacht had.

'Dit is de ingang,' fluisterde Elizabeth. 'Kom mee.'

En ineens was ze verdwenen. Jimmy staarde naar de plek waar ze zoëven nog had gezeten, en realiseerde zich toen dat er een tunnel zat. Geestdriftig kroop hij achter Elizabeth aan de ingang van de tunnel in.

Kathy Burton was zich niet meteen bewust van de schuifelende geluiden boven haar. Ze lag op de vloer van de grot en hield de veldfles stevig in haar handen geklemd. Ze was hem een keer in de duisternis kwijtgeraakt en had er voor haar gevoel een eeuwigheid naar moeten zoeken, op haar knieën over de koude, vochtige vloer kruipend, terwijl ze niet wist of ze nu de hele vloer afzocht of steeds in een klein cirkeltje ronddraaide. Op een gegeven moment had haar hand zich om een vreemd voorwerp gesloten, en het duurde even voor ze besefte dat het een bot was, een deel van het geraamte dat nog steeds tegen een muur aanlag.

Op een ander moment had haar hand de zachte pels van de dode kat aangeraakt, en ze had eerst moeten overgeven voor ze weer verder kon gaan met haar zoektocht.

Het begon nogal smerig te ruiken in de grot, want het lichaam van de kat was beginnen te rotten en Kathy had een paar keer haar behoefte moeten doen. De zure lucht van haar braaksel vermengde zich daarmee.

Uiteindelijk had ze de veldfles gevonden en ze had de gewoonte ontwikkeld om hem altijd vast te houden als ze wakker was. Als de uitputting haar overviel en ze een korte tijd in een rusteloze slaap wegzakte lag de fles naast haar, en het eerste dat ze deed als ze wakker werd was hem vastgrijpen.

Het geluid van de branding drong al lang niet meer tot haar door, en het enige dat ze nog steeds kon horen waren de scharrelende geluidjes waarvan ze had gedacht dat het ratten waren. Het bleken geen ratten te zijn maar kleine krabben, die over de stenen schuifelden en een schuilplaats en voedsel vonden in de kleine plasjes naar binnen gesijpeld zeewater. Ze had nog niet geprobeerd om er een op te eten, maar ze was bang dat het punt begon te naderen waarop ze geen keus meer had. Hier zat ze over na te denken toen ze zich ineens bewust werd van de geluiden boven haar.

Ze bleef doodstil zitten en wachtte rustig af. Ze wilde roepen, maar durfde niet; ze wist niet wat zich boven haar bevond. En toen werd ze gevangen in de lichtbundel van de zaklantaarn, voor het eerst sinds drie dagen. Haar ogen waren zo langzamerhand zo gewend aan de totale duisternis dat het licht haar echt pijn deed. Ze hoorde een stem boven zich, maar kon de woorden niet verstaan.

'Kijk,' zei Jimmy Tyler, en hij fluisterde omdat hij ineens bang was. 'Er is iemand daar beneden.'

'Sst!' zei Elizabeth. 'Straks horen ze je.'

'Ik ben bang,' zei Jimmy, en de angst voor de grot was ineens een stuk groter dan de angst om voor lafaard uitgemaakt te worden.

'Er kan niets gebeuren,' stelde Elizabeth hem gerust. 'Ze kunnen niet naar boven komen.'

En toen opende Kathy Burton haar ogen en verplaatste haar hoofd weer een beetje, zodat de lichtbundel op haar scheen en ze naar boven kon kijken. Ze probeerde iets te zeggen, maar merkte tot haar ontzetting dat ze niet kon praten. Het enige dat ze voortbracht was een zacht, rochelend geluid.

'Het is Kathy,' zei Jimmy. 'We hebben Kathy Burton gevonden.'

'Ja,' zei Elizabeth langzaam. 'Dat ziet er wel naar uit.' Jimmy merkte niet dat er een vreemde klank in haar stem gekomen was, een akelig, ruw geluid.

'Wat is er met haar aan de hand?' fluisterde hij. 'Is alles wel goed met haar?' Hij verhief zijn stem. 'Kathy,' riep hij. 'Ik ben het. Jimmy.'

Beneden voelde Kathy een golf van opluchting door zich heenslaan. Ze was gered. Jimmy Tyler zou hulp gaan halen en eindelijk zou ze uit haar gevangenis verlost worden.

'Ga iemand halen,' fluisterde ze schor.

'Ik kan je niet verstaan.'

Ze hoorde zijn stem tegen de muren weerkaatsen. 'Help!' wist ze krakend uit te brengen, nu iets harder.

Jimmy wendde zich tot Elizabeth. 'Ik kan beter hulp gaan halen,' zei hij. 'Anders krijgen we haar er niet uit.'

'Nee,' fluisterde Elizabeth. 'We halen haar er nu uit. Kijk, er is hier een ladder.' Ze liet hem de ladder zien. 'Ik denk niet dat hij mij kan houden, maar jou zeker wel. Klim jij naar beneden om te kijken of alles goed met haar is. Als dat zo is kan ze met jou weer mee naar boven komen.'

Jimmy moest hier even over nadenken. Hij was nog nooit van een touwladder afgeklommen, maar aan de andere kant was hij de beste klimmer van de stad. En hij dacht ook aan de lof die hem zou worden toegezwaaid als hij Kathy redde, en dat terwijl de hele stad haar niet had kunnen vinden.

'Wees maar niet bang,' riep hij naar beneden. 'Ik kom je halen.'

En ineens zag Kathy afschuwelijk helder voor zich wat er zou gebeuren. Ze probeerde hem te waarschuwen, maar de angst had haar toch al zwakke stem verlamd. Ze zag met afgrijzen hoe de touwladder in de schacht verscheen. Ze probeerde overeind te komen om naar de ladder toe te lopen en het uiteinde vast te grijpen, maar ze was te zwak. Ze keek zwijgend toe toen Jimmy Tyler langzaam de ladder begon af te dalen.

Het gebeurde toen hij iets over de helft was.

Boven hem verzamelde Elizabeth al haar kracht en greep de touwladder met beide handen beet. En toen gaf ze er een ruk aan.

Als hij erop voorbereid was geweest, was er niets gebeurd. Maar hij verwachtte het niet, en hij voelde hoe eerst zijn ene, en vervolgens zijn andere hand de greep op de gladde touwen verloor. Hij begon te vallen. Hij probeerde nog zijn val te breken, maar het was al te laat. Hij kwam op zijn hoofd naast Kathy terecht en bleef roerloos liggen.

Door de schok ontsnapte er een schreeuw aan Kathy's rauwe keel, en ze kon nog net de kracht opbrengen om een wanhopige uitval naar de touwladder te doen. Hulpeloos keek ze toe hoe hij weer in de schacht verdween. En daarna hoorde ze het lelijke, ruwe stemgeluid dat ze met Elizabeth had leren associëren.

'Zorg goed voor hem,' zei Elizabeth. 'Zorg goed voor je kleine broertje. Hij heeft je nodig.'

Het licht ging uit, en opnieuw luisterde Kathy naar de steeds zachter wordende schuifelende geluiden. Daarna ging ze tastend op zoek naar Jimmy Tyler.

Het was al schemerig toen Elizabeth en Sarah zich een weg door het bos baanden, en toen ze het veld overstaken viel de avond over Port Arbello.

De volgende dag was er geen school in Port Arbello. De school zou net als op iedere andere dag gewoon beginnen, maar om negen uur werd het duidelijk dat de onderwijzers voor bijna lege klassen zouden staan. De weinige kinderen die waren komen opdagen werden naar huis gestuurd, maar weigerden te gaan. Hun ouders hadden hun nadrukkelijk op het hart gedrukt dat ze het gebouw niet mochten verlaten. Ze zouden worden opgehaald, zelfs de kinderen die vlak in de buurt woonden.

De paniek had om zich heengeslagen vanaf het moment dat Jimmy Tylers moeder Ray Norton had opgebeld om hem te vertellen dat haar zoontje die middag niet was thuisgekomen. Of eigenlijk was hij wel thuisgekomen, zo bevestigde ze toen hij haar ondervroeg, maar hij was meteen weer weggegaan om buiten te spelen. En daarna had ze hem niet meer gezien.

Nee, ze wist niet waar hij was heengegaan.

Ja, misschien had ze dat wel moeten vragen, maar ze had aangenomen dat hij in de buurt van hun huis zou blijven; per slot van rekening waren er niet veel kinderen van zijn eigen leeftijd om mee te spelen die dicht genoeg bij woonden. Eigenlijk waren de kinderen van Conger de enige die gemakkelijk te bereiken waren.

Ray Norton trok zijn voorhoofd in rimpels toen Lenore Tyler de naam Conger liet vallen. Dat waren er drie in dezelfde omgeving, hoewel hij nog steeds geneigd was om Anne Foragers vreemde verhaal in twijfel te trekken. Hij vroeg zich af hoe lang het zou duren voor Marty Forager kwam opdagen om hem ervan te beschuldigen dat hij de dingen niet goed aanpakte, en zeker de zaak van zijn dochter niet

Toen hij klaar was met Lenore Tyler wilde Ray Jack Conger opbellen, maar hij bedacht zich. Hij besloot om eerst af te wachten wat er zou gebeuren. Hij begon zijn aandacht aan een ander probleem te wijden, een probleem dat volgens hem erger kon worden dan dat van de verdwenen kinderen. De vermiste kinderen waren een feit. Een feit waaraan hij voorlopig niet meer kon doen dan proberen uit te vinden waar ze gebleven waren.

De reactie van Port Arbello op de verdwijningen was een heel ander

probleem. Die was onvoorspelbaar, maar Ray Norton vond dat de toestand er zorgwekkend begon uit te zien.

Port Arbello was niet aan misdaad gewend. De bewoners maakten deel uit van de overgrote meerderheid van het Amerikaanse volk die weet dat misdaad bestaat, maar er nooit mee in aanraking komt. Ze hadden het volste vertrouwen in hun omgeving, omdat ze nooit meegemaakt hadden dat dat vertrouwen beschaamd werd. Ray Norton had de meeste tijd van zijn carrière besteed aan het bekeuren van mensen die te hard reden, en dat waren meestal toeristen, en aan het handhaven van de orde in het café. Zo nu en dan was er een zelfmoord voorgekomen, maar dat was niet ongewoon in New England, en zeker niet in de wintermaanden. De misdaad die de mensen in de grote steden hun deuren deed barricaderen was onbekend in Port Arbello. Er was de afgelopen honderd jaar geen beroving, laat staan een moord, voorgekomen in Port Arbello. De stad was eigenlijk zo onschuldig, en het was iets van de laatste dagen dat de mensen nieuwe sloten op hun deuren begonnen te zetten. Tot nu toe hadden ze zich veilig gevoeld achter sloten die met vrijwel iedere willekeurige sleutel konden worden opengemaakt.

Maar nu waren ze bang, en Ray maakte zich daar bezorgd over. Zeker met iemand als Marty Forager, die zijn best deed om het vuurtje aan te wakkeren. Normaal gesproken was er niemand die veel aandacht aan Marty Forager besteedde, maar hij had nu een wapen in handen waar hij volgens Ray optimaal gebruik van zou proberen te maken. Ray wist heel goed dat Martin Forager hem benijdde om de positie die hij in Port Arbello innam. Niet dat hij hem dat kwalijk nam; wie zou er uiteindelijk bekend willen staan als 'die arme Marty Forager', een uitdrukking die altijd vergezeld ging met een treurig hoofdschudden en woorden van medelijden aan het adres van zijn vrouw en dochter.

Hij zat te overwegen hoe hij deze explosieve situatie het beste aan zou kunnen pakken toen de hoofdoorzaak van zijn bezorgdheid in zijn kantoor verscheen.

Marty Forager bleef dreigend voor hem staan, en Ray Norton zag meteen dat hij al weer gedronken had.

'Ik kwam je iets vertellen,' zei Forager met een dreigende stem. 'Er is vanavond een vergadering. Een vergadering van de inwoners van deze stad. Aangezien jij er niet in schijnt te slagen om iets te doen aan de gebeurtenissen van de laatste tijd, willen we kijken of wij misschien geen betere ideeën hebben dan jij.' Hij keek met een uitdagende blik op de politieman neer. Ray Norton keek hem aan.

'Ben ik ook uitgenodigd?' vroeg hij onschuldig. De vraag verraste Forager blijkbaar volledig, want hij deed onwillekeurig een pas achteruit.

'Ik zou niet weten hoe we je tegen kunnen houden,' zei hij met tegenzin. 'Maar je bent geen voorzitter,' voegde hij eraan toe.'

'Ik neem aan dat Billy Meyers de vergadering zal leiden,' zei Ray op rustige toon. 'Hij is nog steeds voorzitter van de gemeenteraad.'

'Dit is een vergadering van de inwoners van onze stad,' hoonde Forager, 'en niet een of andere gemeenteraadsvergadering. We hebben geen voorzitter nodig.'

'Ik begrijp het,' zei Norton, terwijl hij overeind kwam. Het deed hem genoegen om te zien dat Forager weer een pas naar achteren ging. 'In dat geval kom ik zeker. Ik heb al jaren een vergadering willen meemaken die niet geleid wordt. Dat moet heel boeiend zijn.'

Marty Forager keek hem nijdig aan en Ray dacht dat hij nog iets wilde gaan zeggen. Maar in plaats daarvan draaide Forager zich om en beende zwijgend naar buiten. Norton keek hem na en besloot dat het tijd werd om Jack Conger te bellen.

'Jack,' zei hij toen hij de redacteur aan de lijn had. 'Ik ben bang dat we in de problemen zitten.'

'Niet nog een kind,' zei Jack. 'Ik denk niet dat dat er nog bij kan.'

'Nee,' antwoordde Norton. 'Dat niet. Maar ik maak me zorgen over de stad. Marty Forager was zojuist hier.' Snel vertelde hij Jack wat Forager had gezegd, en hij liet duidelijk uitkomen dat het niet alleen zijn woorden, maar ook zijn gedragingen waren die hem zorgen baarden.

'Met andere woorden,' zei Jack toen Ray was uitgepraat, 'je bent bang dat het op een lynchpartij zou kunnen uitdraaien.'

'Dat zou ik niet willen beweren,' zei Ray langzaam.

'Ik zal het echt niet publiceren, hoor,' zei Jack spottend. 'Maar dat is toch precies wat je wilt beweren?'

'Eerlijk gezegd denk ik niet dat het al zover is,' begon Norton.

'... maar het gaat wel die kant op,' maakte Jack de zin voor hem af. 'Heb je enig idee wie Forager op wil knopen?'

'Ik ben bang dat ik boven aan de lijst sta,' zei Ray, en hij probeerde het zo luchtig mogelijk te laten klinken. Daarna werd hij weer serieus. 'Om eerlijk te zijn, ik maak me een beetje zorgen om jou.'

'Om mij?' zei Jack met een ongeloof dat hij zelf niet voelde. 'Waarom om mij?'

'We kunnen beter de feiten onder ogen zien,' zei Norton. 'Al die gebeurtenissen hebben zich in de buurt van jouw huis afgespeeld.'

'Dat is niet helemaal waar,' verbeterde Jack hem. 'Anne Forager zegt dat ze bij ons in de buurt was, maar dat weet niemand zeker. Kathy Burton is voor het laatst gezien toen ze vlak bij ons huis was, maar het is nauwkeuriger om te zeggen dat ze bij het huis van de familie Stevens was. Per slot van rekening vertelde Elizabeth dat ze bij het bos afscheid van elkaar namen, en dat ligt op de grens van hun en ons land. En over Jimmy Tyler weten we helemaal niets. De Tylers wonen bijna een halve kilometer verder dan wij. Waarom zouden ze het dan op mij gemunt hebben?'

'Omdat dat voor de hand ligt,' zei de politieman meteen. 'Alles heeft zich afgespeeld op Conger's Point Road. En waar denk je het eerst aan als je die naam hoort? Aan de Congers, natuurlijk.'

'Ik begrijp het,' zei Jack nadenkend. 'Wat moet ik volgens jou nu doen?'

'Ik vind dat je vanavond naar die vergadering moet, en het lijkt me het beste dat je met mij meegaat.' 'En dat na wat je Marty Forager over ons verteld hebt?' zei Jack, die er nog steeds in slaagde om hier en daar de humor van in te zien, ook al was het dan galgehumor. Ray Norton grinnikte.

'Nou ja, die naam hebben we misschien toch al, dus kunnen we er net zo goed naar handelen. Maar nu even serieus,' ging hij verder. 'Het lijkt me het beste om naar die vergadering te gaan omdat het zo zou opvallen als je niet kwam.'

'Tja,' zei Jack weifelend, 'ik weet niet of ik het met je redenatie eens kan zijn, maar ik ga er toch heen; als het al niet als privé-persoon is, dan toch als redacteur van de Courier. Als ze allemaal weten dat ze de kans lopen om geciteerd te worden zijn ze misschien wat voorzichtiger.'

'De meesten waarschijnlijk wel, maar Marty Forager zeker niet. Volgens mij begint hij de hele zaak als een persoonlijke kruistocht te zien.'

'Ja,' zei Jack peinzend. 'Zo'n type is het wel. Wil je met me meerijden vanavond?'

'Graag,' zei Ray. 'Haal me om een uur of zeven maar op. Ik zal er ondertussen achter zien te komen waar het is. Misschien bel ik je nog terug, anders vertel ik het je vanavond wel.' Ze hingen allebei op.

'Kan ik nog iets doen?' vroeg Rose.

Ze zaten in de studeerkamer. Rose had stil geluisterd toen Jack haar vertelde van de vergadering die hij bij zou moeten wonen; hij vertelde haar ook waar Ray Norton bang voor was.

'Misschien moet ik wel met je meegaan,' vervolgde Rose.

'Nee,' zei Jack. 'Daar is geen enkele reden voor. Volgens mij kun je beter bij de meisjes blijven.'

Rose keek hem aan en probeerde zijn stemming te peilen. Hij leek zich ergens zorgen over te maken, maar ze wist niet wat het was.

'Je denkt toch niet dat er iets met de kinderen kan gebeuren?' vroeg ze.

Jack haalde zijn schouders op. 'Ik zie niet hoe. Tenminste niet zolang jij hier bent en ze binnen blijven,' zei hij. 'Maar ik zou me beter op mijn gemak voelen als ik precies wist wat er in de stad leeft.'

'Jimmy Tyler,' zei Rose bedachtzaam. 'Dat is raar.'

'Wat is raar?'

'Dat hij verdwenen is. Als je er nu vanuit gaat dat Anne Foragers verhaal klopt, en eerlijk gezegd begin ik dat steeds meer te denken, dan is het in ieder geval niet zo vreemd dat Kathy Burton verdwenen is. Maar Jimmy Tyler?'

'Ik begrijp niet waar je het over hebt,' zei Jack, maar hij was bang dat hij het heel goed wist

'Laten we er geen doekjes omwinden,' zei Rose. 'Er zijn geen briefjes gevonden waarin om losgeld wordt gevraagd. Wat blijft er dan over? Een gek. Een of ander krankzinnig iemand die op kinderen valt Kleine meisjes. Alleen wordt Jimmy Tyler nu ook vermist en hij valt buiten het patroon.'

'Als er een patroon is,' zei Jack aarzelend.

'Is dat er niet?' Rose keek hem strak in zijn ogen. 'Zie jij geen patroon?'

'Ja,' gaf Jack uiteindelijk toe. 'Ik denk dat ik het ook zie.' Hij hoopte dat de vraag die duidelijk tussen hen in de lucht hing onuitgesproken zou blijven. 'En het wordt er niet beter van dat het allemaal hier in de buurt gebeurt.'

'Nee,' zei Rose zacht. 'Daar wordt het zeker niet beter van.' Ze wilde er nog iets aan toevoegen toen ze Elizabeth in de deuropening zag staan. Ze vroeg zich af hoe lang ze daar al stond.

'Moeder?' zei Elizabeth onzeker.

'Kom binnen, liefje,' zei Rose, die blij was dat hun gesprek onderbroken werd.

'Is het waar dat Jimmy Tyler ook is verdwenen?'

Rose wierp een snelle blik op Jack, omdat ze niet zeker wist hoe ze dit aan moest pakken, maar zag dat ze van hem geen hulp hoefde te verwachten. Het leek haar niet verstandig om het te ontkennen.

'Ja, hij wordt sinds gistermiddag vermist.'

'Hoe laat?' wilde Elizabeth weten.

'Dat weet ik niet,' zei Rose verbaasd. 'Ik geloof eigenlijk niet dat iemand dat precies weet. Maar er is niemand die hem na schooltijd nog gezien heeft'

'Ik ben gisteren na school met hem opgelopen,' zei Elizabeth langzaam, alsof ze haar best deed om zich iets te herinneren.

'Echt waar?' zei Rose. 'Dat heb je me nooit verteld.'

'Ik denk dat het me niet zo belangrijk toeleek,' zei Elizabeth, en Rose had duidelijk de indruk dat haar dochter aan iets anders stond te denken.

'Zit je iets dwars, meisje?' vroeg ze haar.

'Ik... ik weet het niet,' zei Elizabeth aarzelend. 'Het komt omdat ik niet zeker weet...' Ze brak haar zin af, en Rose probeerde haar nog een keer aan te moedigen.

'Wat weet je niet zeker, Elizabeth?'

Elizabeth begon wat ongemakkelijk heen en weer te schuifelen. Uiteindelijk ging ze zitten en keek haar moeder met een bezorgd gezichtje aan.

'Ik weet het niet echt zeker,' zei Elizabeth. 'Maar ik denk dat ik Jimmy gistermiddag nog gezien heb.'

'Nadat je met hem naar huis bent gelopen?' vroeg Jack.

Elizabeth knikte. 'Maar ik weet niet zeker of hij het wel was,' zei ze, alsof het om de een of andere reden belangrijk was dat het Jimmy Tyler niet was geweest.

'Waar dacht je hem te zien?' drong Jack aan.

'Op het veld,' gooide Elizabeth eruit. 'Hij speelde met Sarah.'

'Maar je kon ze niet duidelijk zien?' zei Rose, die al wist wat er ging komen.

'Ze waren te ver weg,' zei Elizabeth triest. 'Ze waren aan de rand van het bos.'

'Ik begrijp het,' zei Rose met een zucht. Ze vermeed het om Jack aan te kijken, omdat ze bang was dat hij hetzelfde gevoel had als zij. In plaats daarvan zei ze weer iets tegen haar dochter.

'Waren ze daar met zijn tweeën?' vroeg ze, en ze hoopte dat Elizabeth de daarin opgesloten kritiek niet zou opmerken. Per slot van rekening, zo hield Rose zichzelf voor, is ze Sarah's kindermeisje niet. Ze wou maar dat ze de vraag kon inslikken, maar dat ging natuurlijk niet.

'Ja,' zei Elizabeth verontschuldigend. 'Ik was in mijn kamer. Ik zou ze helemaal niet gezien hebben als ik niet toevallig uit mijn raam gekeken had. Ik dacht dat Sarah in haar kamer was. Het... het spijt me.'

'Het geeft niet,' hoorde Rose Jack zeggen. 'Je bent niet verantwoordelijk voor Sarah.' Rose wenste dat ze het zelf gezegd had. 'Waarom ga je niet naar boven, liefje, dan kunnen je moeder en ik even praten.'

Elizabeth ging de kamer uit. Rose kreeg de indruk dat ze alleen maar wegging omdat het haar gevraagd was, en dat ze liever was gebleven. Ze keek haar man aan, maar hij vermeed haar blik. Op een gegeven moment kon Rose de aanhoudende stilte niet meer verdragen.

'Ik weet niet wat ik ervan moet denken,' zei ze tenslotte. 'Ik weet eigenlijk helemaal niet meer of ik nog wel wil denken.'

'Misschien kunnen we beter dokter Belter opbellen,' zei Jack.

'Nee,' zei Rose, en haar stem klonk iets te scherp. 'Ik bedoel, waar moeten we hem over opbellen?'

Nu was het Jacks beurt om een vermoeide zucht te slaken. 'Vind je niet dat het tijd wordt dat we het onder ogen gaan zien?' zei hij.

'Ik heb geen idee waar je het over hebt.'

Jack glimlachte droevig. 'Wat denk je dat er gaat gebeuren als we allebei besluiten om onze kop in het zand te steken?'

'Goed,' zei Rose na een korte stilte, en deze keer klonk haar stem krachtiger. 'Je hebt natuurlijk gelijk. Je bedoelt waarschijnlijk dat we de mogelijkheid moeten aanvaarden dat Sarah gevaarlijk wordt. Klopt dat?'

'Dat klopt,' zei Jack. 'Natuurlijk kan het net zo goed niet waar zijn, maar ik vind niet dat we, gezien wat er gebeurd is, hier rustig kunnen blijven zitten afwachten.'

'Laten we met haar praten,' zei Rose wanhopig. 'Laten we dat. in ieder geval eerst proberen voor we andere stappen ondernemen.'

'Wat heeft het voor zin?'

'Hoe moet ik dat weten,' zei Rose. 'Maar we kunnen het in ieder geval proberen.' Ze keek hem smekend aan, en op een gegeven moment stond Jack op.

'Goed,' zei hij. 'Zal ik haar ophalen?'

'Nee!' zei Rose onmiddellijk. 'Laat mij dat doen. Blijf jij maar hier.'

Toen ze de kamer uit was schonk Jack een borrel in. Wat kan mij die vergadering schelen, dacht hij.

Een paar minuten later kwam Rose terug, met Sarah aan haar hand. Sarah liet zich gewillig leiden, en het leek wel of ze nauwelijks besefte wat er gebeurde. Ze stribbelde niet tegen, maar maakte ook niet de indruk dat ze er actief bij betrokken was.

Rose zette het kind op de bank en knielde bij haar neer. Sarah bleef rustig zitten en staarde met lege ogen recht voor zich uit. Na een poosje hief ze haar rechterhand op en haar duim verdween in haar mond.

'Sarah,' zei Rose zacht.

Sarah bleef rustig op haar duim zitten zuigen en leek haar moeders stem niet gehoord te hebben.

'Sarah,' herhaalde haar moeder iets harder. 'Hoor je me?'

Sarah draaide haar hoofd om en keek haar moeder wezenloos aan. Rose moest zich inhouden om haar blik niet meteen af te wenden.

'Sarah!' zei Jack scherp. Het kind draaide haar hoofd naar hem toe en staarde haar vader aan. Jack hield het even vol, maar hij was niet zo sterk als Rose. Hij sloeg zijn ogen neer en nam een slok uit zijn glas.

'Sarah,' zei Rose weer. 'Heb je gisteren met Jimmy Tyler gespeeld?'

Geen antwoord.

'We moeten het weten,' zei Rose. 'Kun je niet even met je hoofd knikken? Heb je gisteren met Jimmy Tyler gespeeld? Jimmy Tyler!' schreeuwde ze, alsof haar dochtertje doof was. Haar frustratie nam hand over hand toe toen het kind haar alleen maar met die lege blik bleef aanstaren. Ze streek met een nerveus gebaar over haar voorhoofd.

'Sarah,' begon ze opnieuw. 'We weten dat je gisteren met Jimmy Tyler op het veld gespeeld hebt Dat vinden we niet erg. We willen alleen maar weten of je in het bos bent geweest. Zijn jullie het bos ingegaan?'

Geen antwoord.

'In vredesnaam, Sarah,' smeekte Rose. 'Het is verschrikkelijk belangrijk. Alsjeblieft, probeer het toch te begrijpen. Hij is naar huis gegaan, hè? Jimmy Tyler is naar huis gegaan.'

Sarah bleef haar moeder aanstaren. De stilte was bijna ondraaglijk. En toen, heel langzaam, schudde Sarah haar hoofd.

De vergadering in de stad was chaotisch, en Jack had er spijt van dat hij erin had toegestemd om Carl Stevens mee te nemen. Hij schaamde zich voor de stad, en hij wist dat hij niet bepaald ideaal gezelschap was. Het enige dat hij voor zich zag, eerst op weg naar Ray Norton en later toen ze de stad inreden, was Sarah, die in de leegte voor zich uit staarde en langzaam haar hoofd schudde. Jack probeerde zichzelf steeds opnieuw te vertellen dat het een goed teken was dat Sarah eindelijk op iets gereageerd had. Maar hij herinnerde zich ook steeds opnieuw waarop ze gereageerd had, welke vraag Rose haar gesteld had, en dan overviel de wanhoop hem weer. Jimmy Tyler was niet naar huis gegaan. Sarah had geweten dat Jimmy Tyler niet naar huis was gegaan. Het moment kwam heel dichtbij waarop ze allemaal - hij, zijn vrouw, Elizabeth en mevrouw Goodrich - het feit zouden moeten accepteren dat Sarah niet langer bij hen kon zijn. Maar zover was het nog niet.

De gezichten van de inwoners van Port Arbello doemden rond hem op en Jack merkte dat hij het moeilijk vond om sommige mensen recht in de ogen te kijken, omdat hij het gevoel had dat ze hem beschuldigend aanstaarden.

Marilyn Burton had hem hartelijk begroet, maar hij wist zeker dat haar stem niet oprecht geklonken had. Lenore Tyler zwaaide hem glimlachend toe, maar Jack vroeg zich af waarom ze niets tegen hem gezegd had. Voelde ze misschien wat er aan de hand was?

Hoewel Marty Forager had beweerd dat er geen voorzitter zou zijn, deed hij zijn uiterste best om de vergadering naar zijn hand te zetten.

'Er gebeuren vreemde dingen in deze stad,' schreeuwde hij, 'en ze gebeuren in de buurt van Conger's Point.'

Plotseling richtten alle ogen in de overvolle zaal zich op Jack, en hij besefte dat er van hem verwacht werd dat hij iets zou zeggen.

Hij stond op en wendde zich tot de inwoners van Port Arbello. Plotseling waren ze niet langer zijn oude vrienden; plotseling was hij niet langer meneer Conger van Conger's Point Road. Plotseling was Conger's Point niet meer iets om te respecteren, maar iets om bang voor te zijn. En hij was de man die daar woonde.

'Ik weet ook niet wat er aan de hand is,' begon hij, en er klonk een gemompel in de zaal op, een geroezemoes dat zo vijandig was dat Jack bang was dat de zaal zich tegen hem zou keren. Hij zou met iets beters voor de dag moeten komen. Toen hij zijn eigen woorden hoorde vroeg hij zich af waar hij ze vandaan haalde.

'Mijn dochter heeft Jimmy Tyler gistermiddag gezien.'

'Hoe heeft ze je dat verteld? In gebarentaal?' riep een spottende stem ergens achter uit de zaal. Jack kromp ineen en had alle moeite de woede die hij ineens op voelde komen de baas te blijven.

'Elizabeth heeft Jimmy Tyler gezien,' hoorde hij zichzelf zeggen. 'Bij de oude steengroeve. Ze heeft met hem gepraat. Ze heeft tegen hem gezegd dat hij naar huis moest gaan. Ze heeft tegen hem gezegd dat het gevaarlijk was om daar te spelen, maar hij trok zich er niets van aan. Ze heeft me verteld dat hij er nog steeds was toen ze even voor het donker werd naar huis ging. Dat is alles.'

Jack ging weer zitten, en voelde hoe al die ogen hem met een eigenaardige blik aanstaarden. Hij vroeg zich af of ze wisten dat hij had gelogen, en probeerde zichzelf wijs te maken dat hij het alleen maar had gedaan omdat de vergadering anders uit de hand zou lopen, omdat hij het gevoel had gekregen dat de menigte op het punt stond iets verschrikkelijks te gaan doen. Maar hij wist dat dat ook niet waar was. Hij had gelogen om zijn dochter te beschermen. Zijn kleine Sarah.

Daarna namen ze het recht in eigen hand. Ze zeiden dat ze een nieuwe zoekactie op touw gingen zetten, maar Jack wist dat ze doodgewoon het gezag negeerden en zelf het werk van de politie probeerden te gaan doen. Ray Norton deed nog een poging om ze tegen te houden, maar hij kon weinig uitrichten. Misschien was het hem wel gelukt als Marilyn Burton er niet was geweest, of als Lenore en Bill Tyler waren thuisgebleven. Maar ze waren er, en door hun aanwezigheid, gecombineerd met de opruiende taal van Marty Forager, werd de menigte zo opgezweept dat ze iets wilde dóen. Het gaf niet wat.

En dus gingen ze naar de steengroeve. Ray Norton zorgde ervoor dat hij als eerste wegging, en vond een plek waar hij zijn auto zodanig neer kon zetten dat hij de weg blokkeerde. Als er iets te vinden was bij de steengroeve wilde hij dat het er bleef. Hij had er geen behoefte aan dat eventueel bewijsmateriaal verdween omdat er vijftien auto's over de zachte grond heen en weer reden. Norton probeerde hen zo goed mogelijk te organiseren, en de mannen van Port Arbello verspreidden zich om het gebied af te zoeken. Het was ironisch dat de enige die iets vond Marty Forager was.

Hij vond afdrukken van autobanden. Ze waren vrij recent en hadden een patroon dat niet algemeen was. Jack Conger glimlachte. Dit zou zijn verhaal alleen maar ondersteunen.

Ze stonden op het punt om bij de steengroeve weg te gaan toen Ray Norton hem terzijde nam.

'Je hebt nu tenminste iets om aan te werken,' zei Jack toen ze samen in Nortons auto zaten.

'Ja,' zei Norton, maar hij zag er niet bepaald hoopvol uit. 'Ik vraag me af wat we aan die sporen hebben. Volgens mij vinden we die auto nooit. Maar daar wilde ik het niet met je over hebben.'

Jack keek de politieman vragend aan. Norton leek slecht op zijn gemak te zijn, alsof hij niet wist hoe hij moest beginnen. Hij besloot dat het het beste was om er niet omheen te draaien.

'Hoor eens, Jack,' zei hij. 'Ik weet dat wat ik ga zeggen zot klinkt, maar ik zeg het toch. Of liever, ik vraag het je toch. Hoeveel weet je van de legende die over je familie gaat af?'

Jack deed zijn best om te glimlachen, maar onder die glimlach verkilde hij.

'Ik weet dat hij bestaat,' zei hij behoedzaam. 'Maar wat heeft hij hiermee te maken?'

'Waarschijnlijk niets,' zei Norton. 'Als ik het me goed herinner komt er een grot in voor. Klopt dat?'

Jack knikte. 'Dat klopt. De oude vrouw zei dat hij ergens in de dijk moest zitten. Maar natuurlijk heeft ze hem nooit gezien, behalve dan in dat zogenaamde visioen.'

'En?'

Jack keek de politieman verbaasd aan. 'Wat en?'

'Bestaat die grot?'

'Die grot?' zei Jack ongelovig. 'Je meent het toch niet, Ray. Mijn God, die grot is het hersenspinsel van een oude vrouw. Als iemand vandaag de dag hetzelfde verhaal zou vertellen zouden ze zeggen dat het seniliteit was. En ze zouden gelijk hebben.'

'Maar heeft er nooit iemand naar gezocht?' hield Ray aan.

'Natuurlijk wel,' zei Jack. 'Mijn grootvader heeft ernaar gezocht. En dat heeft hem het leven gekost. De dijk is gevaarlijk. Hij is glad en steil en verraderlijk. Gelukkig hebben we de legende om de kinderen er weg te houden.'

'En is er nog nooit een kind gaan kijken of er een grot is?' zei Ray

nieuwsgierig. 'Weet je, toen ik klein was wilde ik niets liever. Alleen kon het niet.'

'Waarom niet?' vroeg Jack.

'Omdat de dijk op het land van de Congers ligt. Vergeet niet dat je familie bijna heilig was toen ik klein was. We mochten over het land van iedereen rondbanjeren, maar niet over het land van de Congers.'

Jack moest grinniken. Hij wist dat Ray gelijk had, want in zijn jeugd was het nog niet veel anders geweest. 'Laat ik je geruststellen,' zei hij. 'Natuurlijk heb ik naar de grot gezocht. En ik neem aan dat mijn vader dat ook heeft gedaan. Maar ik heb hem niet gevonden, waarschijnlijk omdat hij doodgewoon niet bestaat. Anders had ik hem zeker ontdekt.'

'Mooi zo,' zei Ray. 'Hoewel ik bijna hoopte dat je niet gezocht had en dat we het verdomde ding zouden vinden. Maar ik kan moeilijk de halve stad erop afsturen als ik alleen maar op een verhaaltje van een seniele vrouw af kan gaan. Dus moeten we onze aandacht maar op de steengroeve richten. Je vindt het toch niet erg als ik er een paar man op afstuur om te dreggen?'

'Natuurlijk niet,' zei Jack. 'Ga vooral je gang. Maar ik hoop echt dat ze niets vinden.'

'Ik ook,' zei Norton. 'Ik ook.'

Een uur later kwam Jack Conger thuis. Hij ging naar boven om zijn dochters goedenacht te wensen, en Rose vond dat hij veel te lang bij Elizabeth bleef. Ze stond op het punt om naar boven te gaan om te vragen wat er aan de hand was, toen hij beneden kwam. Hij zag er moe maar voldaan uit.

'Het is misschien niet veel,' zei hij, terwijl hij een slaapmutsje voor zichzelf inschonk, 'maar ik geloof dat ik de aandacht voorlopig van ons heb afgeleid.'

Zowel Rose als Jack deed die nacht geen oog dicht, maar ze vielen er elkaar niet mee lastig. Ze waren allebei bezig met hun eigen gedachten, en ze probeerden beiden redenen te verzinnen waardoor een beslissing over Sarah niet direct nodig zou zijn.

Die akelige gedachte probeerden ze te vermijden terwijl ze in bed lagen, naast elkaar, maar gescheiden door hun angst. Jack bleef het verhaal herhalen dat hij de inwoners van de stad op de mouw gespeld had, net zo lang tot hij er bijna zelf in geloofde. Vlak voor de duisternis van de nacht plaats maakte voor het grijze licht van de morgenschemering had hij zichzelf ervan overtuigd dat Sarah niet met Jimmy Tyler op het veld gespeeld had; dat Elizabeth Jimmy echt bij de steengroeve had gezien en tegen hem had gezegd dat hij naar huis moest gaan. Maar toen de morgen aanbrak drong de waarheid weer tot hem door en met de zon kwam de werkelijkheid terug.

Bij het ontbijt begonnen ze erover; het leek wel of ze dat hadden afgesproken. Ze waren vroeg opgestaan omdat ze toch geen oog hadden dichtgedaan, en zaten in het stille huis onder een kop koffie te bedenken wat ze doen moesten.

'Ik denk dat we dokter Belter moeten bellen,' zei Rose.

'Nee. Nog niet.' Jack wist dat ze gelijk had, maar op de een of andere manier voelde hij het als een nederlaag om contact met dokter Belter op te nemen, en dat kon hij niet verkroppen. 'Wat moeten we tegen hem zeggen?' voegde hij eraan toe, en hij wist dat hij zowel voor zichzelf als voor zijn vrouw argumenten probeerde te verzinnen. 'Elizabeth heeft Sarah met Jimmy zien spelen, maar dat is voor ons geen reden om overhaaste conclusies te gaan trekken.'

'Nee,' beaamde Rose. 'Zeker niet. Maar volgens mij hebben we een verantwoordelijkheid die verder reikt dan ons gezin. Als Sarah hier iets mee te maken heeft, ook al is het alleen maar in het geval van Jimmy Tyler, dan moeten we er toch met iemand over praten. En dokter Belter lijkt me een logische keus. En natuurlijk moeten we ook aan Sarah denken.'

'Aan Sarah?'

Roses gezicht kreeg een pijnlijke uitdrukking, en Jack wist hoe moeilijk het haar viel om dit gesprek te voeren. Hij vroeg zich af of het haar net

zoveel moeite kostte om deze dingen te zeggen als het hem moeite kostte om ernaar te luisteren.

'Hoe zit het met haar?' zei Rose. 'Als ze hier iets mee te maken heeft, en ik beweer zeker niet dat dat zo is, is ze er niet verantwoordelijk voor. Ze moet hulp hebben. Maar hoe krijgt ze de hulp die ze nodig heeft als we niet eens willen praten over wat er gebeurt?' Ze hield even op met praten en roerde driftig in haar koffie. 'Misschien moeten we het bos doorzoeken,' zei ze. 'Als er iets gebeurd is moeten we daar iets vinden. Tenzij ze naar de dijk zijn gegaan.' Ze glimlachte, maar het was niet van harte. 'Gelukkig weten we dat er geen grot is, dus daar hoeven we niet naar te zoeken.'

'Ik heb geen idee of er geen grot is,' zei Jack zacht. Rose keek hem onderzoekend aan.

'Hoe bedoel je? Je hebt Ray Norton gisteravond toch verteld dat je in je jeugd naar de grot gezocht hebt en dat die niet bestaat?'

'Ja,' zei Jack weinig op zijn gemak. 'Dat heb ik hem verteld. Maar dat is net zo min waar als al het andere dat ik gisteravond gezegd heb.'

Rose zette haar kopje neer en staarde hem aan. 'Wil je beweren dat je over de grot ook gelogen hebt?' zei ze ongelovig.

Hij knikte ongelukkig, en Rose moest denken aan een kind dat betrapt wordt terwijl het met zijn hand in de koektrommel zit. Om de een of andere reden kreeg ze de neiging om te gaan lachen, hoewel ze zich alles behalve vrolijk voelde.

'Waarom heb je daar in vredesnaam over gelogen?' vroeg ze hem toen ze was uitgelachen. Hij hoorde aan haar stem hoe belachelijk ze het vond en zijn wangen werden vuurrood.

'Omdat ik niet wilde dat ze in het bos of op de dijk gingen rondsnuffelen,' zei hij heftig.

'In het bos gaan ze toch wel kijken,' zei Rose, op de toon van een schooljuffrouw die een halsstarrig kind toespreekt. 'Bovendien zijn ze al in het bos geweest toen ze naar Kathy Burton zochten.'

Toen viel haar ineens iets in, en ze onderzocht zijn gezicht zorgvuldig om te zien of ze daarvan het antwoord af kon lezen op de vraag die zojuist bij haar was opgekomen. En aan de koppige uitdrukking op zijn gezicht en de afwerende blik in zijn ogen zag ze dat ze inderdaad gelijk had.

'Je gelooft erin, is het niet?' zei ze. 'Je gelooft in de legende. Is er een grot?'

'Ik weet het niet,' zei Jack zacht. 'Ik heb er nooit naar gezocht.'

'Waarom niet?' vroeg Rose. 'Zit je nu echt te beweren dat je die fantastische legende nooit gecontroleerd hebt? Dat je nooit samen met je vriendjes op onderzoek uit bent geweest?' Haar ogen werden groot van verbazing toen hij zijn hoofd schudde. 'Allemachtig, die legende heeft inderdaad gewerkt!' Ze barstte uit in een ongecontroleerde lachbui, deels omdat haar man zoveel vertrouwen in de legende scheen te hebben dat hij er nooit aan gedacht had hem te controleren, maar voornamelijk uit pure nervositeit. Het was geen plezierige lach, en in plaats van dat hij het huis opvrolijkte echode hij dof tegen de muren en bleef daarna zwaar tussen hen in hangen.

'Ik denk dat het tijd wordt dat we een kijkje op de dijk gaan nemen,' zei Rose uiteindelijk. 'Als daar een grot is moeten we dat weten. Ik vind dat iedereen dat moet weten.'

'Je gaat je gang maar als je dat wilt,' zei Jack zacht. 'Eerlijk gezegd weet ik het liever niet.'

Jack Conger was die ochtend vroeg op zijn kantoor, lang voor het andere personeel aanwezig was. Toen zij om half negen kwamen was zijn deur dicht en brandde het rode lampje dat daarboven was aangebracht Iedereen respecteerde dat waarschuwingslichtje, behalve Sylvia Bannister.

Sylvia trok zich er niets van aan.

Zonder aan te kloppen liep ze zijn kantoor binnen. Jack keek zonder iets te zeggen op.

'Slechte nacht gehad?' vroeg Sylvia vol medegevoel.

Jack legde zijn pen neer, leunde achterover en wreef in zijn ogen. 'Och, het kon slechter. Ik heb gelogen tegen de hele stad, gelogen tegen Ray Norton, mijn oudste dochter gevraagd om ook te liegen, niet geslapen, en me belachelijk gemaakt in de ogen van mijn vrouw. Dat was alles. Als jij dat een slechte nacht wilt noemen, ga je je gang maar.'

Sylvia ging zitten. 'Wil je erover praten?'

'Nee,' zei Jack geërgerd. 'Dat wil ik niet. Ik wil met rust gelaten worden om de zaken op een rijtje te zetten. Als dat jou tenminste uitkomt.'

Hij zat al weer op het vel papier op zijn bureau te staren en op zijn pen te kauwen, zodat hij niet zag hoe hij haar gekwetst had. Ze stond op en streek haar rok glad.

'Natuurlijk,' zei ze koel. 'Het spijt me dat ik je gestoord heb.' Ze ging het kantoor uit, en toen Jack de deur dicht hoorde slaan keek hij weer op en staarde hulpeloos naar de deur waardoor de vrouw zoëven verdwenen was. Hij wilde haar terugroepen, maar deed het niet.

Hij werkte nog een uur door, waarin hij af en toe hele passages overschreef, en toen hij klaar was las hij door wat hij op papier had gezet. Vervolgens frommelde hij het in elkaar en gooide het in de prullenbak.

Het was een redactioneel commentaar, en toen hij het had herlezen besefte hij dat het net zo goed door Marty Forager geschreven kon zijn. Hij had Ray Norton aangevallen, en zelfs gesuggereerd dat het misschien tijd werd dat hij werd vervangen. Hij had geëist dat het onderzoek naar wat er met Anne Forager was gebeurd werd heropend. En hij had gesuggereerd, maar in woorden die in tegenspraak waren met wat hij bedoelde, dat het tijd werd voor de bewoners van Port Arbello om het recht in eigen handen te nemen. Natuurlijk had hij het niet zo duidelijk gesteld. Hij had de term 'zelfbescherming' laten vallen, en dat kwam op hetzelfde neer. In ieder geval was het een hypocriet, zelfzuchtig commentaar, dat zowel het gezag van de politie ondermijnde als Jack Conger als verontruste burger naar voren schoof. Jack realiseerde zich dat hij Ray Norton van een spoor probeerde af te brengen waarvan Ray niet eens wist dat het bestond. Een spoor dat alleen maar naar Sarah kon leiden, die onmogelijk verantwoordelijk kon worden gehouden voor wat ze misschien gedaan had. Hij haalde het commentaar uit de prullenbak en las het nog eens door. En hij moest ondanks alles erkennen dat het zeker zijn nut gehad had.

Hij verbrandde het in de prullenbak en pakte de telefoon op. Het werd tijd voor een gesprek met Charles Belter.

Dokter Charles Belter luisterde zorgvuldig naar wat Jack hem te vertellen had. Het kostte Jack meer dan drie uur om alles aan de dokter duidelijk te maken, en verscheidene keren moest hij terugkomen op dingen die hij al eerder gezegd had, of de achtergronden verduidelijken van bepaalde beweringen, of iets aanvullen omdat hij wat vergeten was. Dokter Belter luisterde geduldig en viel hem zo min mogelijk in de rede; hij wist dat het belangrijk was om te luisteren, niet alleen naar wat er gezegd werd maar ook naar de manier waarop en de volgorde waarin dat gebeurde. De geest legt een rangorde aan in de belangrijkheid van zaken. Dat was dokter Belter bekend, en vaak leerde hij meer van de volgorde waarin dingen verteld werden, omdat dat iets zegt over de waarde die de verteller aan bepaalde zaken hecht, dan van het verhaal zelf. Toen Jack klaar was, vouwde dokter Belter behaaglijk zijn handen over zijn omvangrijke buik en leunde achterover.

'Dus u weet niet of er een grot bestaat of bestaan heeft?' vroeg hij.

'Bestaan heeft?' herhaalde jack. 'Wat bedoelt u daarmee?'

'Alleen maar dat er misschien ooit een grot geweest is, maar dat hij nu is ingestort of volgelopen met water of zo iets. Het is niet zo belangrijk. Het komt gewoon omdat ik gewend ben op kleinigheden te letten. Wat wel belangrijk is, is dat u niet weet of die grot echt bestaat.'

'Dat klopt. Maar ik zie niet in waarom dat zo belangrijk is.'

Dokter Belter stak een sigaret op en zwaaide de lucifer heen en weer tot hij uit was voor hij verder ging. 'Nee?' zei hij uiteindelijk. 'Vindt u het niet belangrijk?'

'Waar stuurt u op aan?' vroeg Jack achterdochtig.

Dokter Belter keek hem glimlachend aan. 'Ik krijg het gevoel dat u die grot nogal belangrijk vindt. Per slot van rekening bent u zover gegaan dat u de politie heeft verzekerd dat hij niet bestaat. Daar trek ik een paar conclusies uit.'

'Welke?' Nu klonk er een duidelijke vijandigheid in Jacks stem door.

Ten eerste dat u denkt dat er een grot is. Als u er echt van overtuigd was dat hij niet bestond, en dat de legende alleen maar een legende is, waarom zou u dan zo uw best doen om Norton ervan te weerhouden naar de grot op zoek te gaan? Uiteindelijk hoeft u niet bang te zijn dat hij gevonden wordt als u zeker weet dat hij niet bestaat.'

'En ten tweede?' vroeg Jack, zonder het eerste punt toe te geven.

'Dat ligt helemaal voor de hand,' zei dokter Belter grijnzend, terwijl hij over zijn bureau naar voren leunde. 'U bent er niet alleen van overtuigd dat er een grot is, maar u bent ook bang voor wat men daarin zal aantreffen.'

'Dat is de grootste onzin die ik ooit gehoord heb,' zei Jack boos.

'O ja?'

Jack merkte dat hij meer uit angst dan uit boosheid zo fel reageerde, en hij vroeg zich af hoe dat kwam. Waar was hij bang voor? Hij kwam tot de conclusie dat hij niet zozeer ergens bang voor was, maar dat hij zich ernstig zorgen maakte om iemand. Om Sarah.

'Ik maak me verschrikkelijk veel zorgen om Sarah,' zei hij zenuwachtig.

'O ja?' zei de dokter weer, en Jack meende een spottende ondertoon in de stem van de dokter te horen. 'Laten we daar dan eerst wat dieper op ingaan. Waar maakt u zich precies zorgen om? Denkt u dat Sarah kleine kinderen geterroriseerd heeft en ze daarna in een grot heeft gestopt? Dat zou ik nou de grootste onzin willen noemen die ik ooit gehoord heb. Kijk om te beginnen eens naar Sarah's lengte. Ze is niet erg groot, hè? Eigenlijk is ze vrij klein voor haar leeftijd, en bovendien een beetje onderontwikkeld.' Hij zag dat Jack hem nijdig aankeek en hief zijn hand op. Toe nou, ik heb totaal niet beweerd dat ze abnormaal klein of onderontwikkeld is. Lichamelijk is ze helemaal normaal, alleen is ze iets kleiner dan kinderen van die leeftijd meestal zijn. Vertel me nu eens, denkt u echt dat een meisje van Sarah's lengte een groot meisje als Kathy Burton iets aan zou kunnen doen? Voor zover mij bekend is, was Kathy Burton groot voor haar leeftijd, en bovendien nogal atletisch gebouwd. En als je daarbij optelt dat ze ook nog een jaar ouder is dan Sarah, dan zie ik niet in hoe Sarah haar ooit iets zou hebben kunnen aandoen. Van Anne Forager en Jimmy Tyler durf ik dat niet te zeggen. Ze zijn allebei jonger en kleiner dan Sarah. Maar Kathy Burton zou zich nooit door Sarah op haar kop laten zitten.'

'Ik heb altijd begrepen dat kinderen met... mentale problemen... soms verrassend sterk kunnen zijn,' zei Jack.

'U heeft te veel televisie gekeken. Zeker, het komt wel eens voor, maar het is uiterst zeldzaam, en als het al gebeurt is het onder wat wij noemen hysterische condities, en duurt het nooit erg lang. Bovendien komt het ook bij de zogenaamde normale mensen voor. Nooit gehoord van de moeder die de auto van haar overreden kind aftilt? Dat soort dingen kunnen gebeuren. Als iemand onder enorme druk staat stijgt het adrenalinegehalte schrikbarend en beschikt hij of zij over een geweldige kracht Maar het gebeurt zelden en duurt altijd maar heel erg kort. Een paar seconden, en niet zo lang dat wat u suggereert zou kunnen gebeuren.'

'Ik suggereer helemaal niets,' zei Jack koeltjes.

'Echt niet? Volgens mij wel. Weet u, ik kan heel goed luisteren. Dat hoort bij mijn beroep. En dat is precies wat ik u heb horen zeggen. Niet rechtstreeks, maar u impliceert het wel. En alleen omdat Elizabeth zegt dat ze Sarah met iemand heeft zien spelen die op Jimmy Tyler lijkt.

U denkt dat Sarah kinderen het bos insleurt, ze in elkaar slaat, en ze daarna optilt om ze ergens in een grot te gooien. Klopt dat?'

Jack zat ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer te schuiven. De dokter was erg dicht bij de waarheid gekomen. 'Ga verder,' zei hij, hoewel hij er niet van overtuigd was dat hij nog meer wilde horen. Hij besefte echter dat het het beste was om de dokter precies te laten uitleggen wat hij bedoelde.

'Ik hoop niet dat u het erg vindt dat ik het zeg, maar het is een belangrijke theorie. Niet alleen omdat Sarah dat soort abnormale krachtsexplosies nooit lang genoeg achter elkaar zou kunnen hebben, maar zelfs als dat wel zo zou zijn, hoe stelt u zich dan voor dat ze een kind van ongeveer haar eigen lengte langs de dijk naar beneden krijgt? U heeft zelf gezegd dat het voor een volwassene al gevaarlijk is. Dan lijkt het me voor een kind dat een ander kind draagt domweg onmogelijk.'

Jack dacht er even over na en voelde toen een enorme opluchting. De dokter had gelijk; het kon eenvoudig niet. Rose en hij hadden zich door hun angsten laten meeslepen. En zo gek was dat niet. De laatste dagen waren voor niemand in Port Arbello echt gemakkelijk geweest, en Rose en Jack Conger vormden daar geen uitzondering op. Hij merkte dat hij spontaan begon te glimlachen, en het was een heerlijk gevoel.

'Nou, dat is tenminste uit de weg geruimd,' zei hij. 'Heeft u nog andere ideeën?'

Dokter Belter leunde naar voren en trok zo'n ernstig gezicht dat Jack zijn glimlach voelde wegsterven.

'Ja, die heb ik zeker. Meneer Conger, bent u de laatste tijd uw geheugen nog eens kwijtgeraakt?'

Het duurde bijna een volle minuut voor de betekenis van deze vraag tot Jack doordrong. Toen hij eindelijk begreep wat dokter Belter bedoelde had hij de grootste moeite om zichzelf in de hand te houden. Hij stond trillend op.

'Dat is me maar één keer overkomen, dokter,' zei hij ijzig. 'En we weten allebei wat er toen gebeurd is. Dat was de eerste en de laatste keer.' Hij liep zonder verder nog iets te zeggen of op antwoord te wachten de deur uit.

'Hoe kunt u dat zo zeker weten?' vroeg de dokter tegen de lege kamer en de dichte deur. 'Hoe kun je zeker weten dat je nooit last hebt van geheugenverlies?'

Het was al middag toen Jack op de krant terugkwam. Hij trok de deur achter zich dicht en even later ging het rode lichtje aan. Het personeel van de Courier keek elkaar veelbetekenend aan, maar niemand durfde te speculeren over wat er aan de hand was. In plaats daarvan keken ze op de klok en zagen dat het al lunchtijd was. Toen het kantoor bijna leeg was wierp Sylvia Bannister een blik op de gesloten deur. Ze aarzelde even en drukte toen op de knop van de intercom op haar bureau.

'Ik ga nu lunchen,' zei ze. Ze wachtte op antwoord, maar toen dat uitbleef begon ze haar jas aan te trekken. Ze stond op het punt om de deur uit te lopen toen er plotseling geluid uit de intercom klonk.

'Heb je even tijd voor me?' klonk Jacks stem krakend uit het apparaat.

Sylvia trok haar jas uit en hing hem weer weg. Daarna streek ze haar rok glad en liep zijn kantoor binnen.

Ze was van plan geweest om koel tegen haar baas te doen, maar toen ze zijn gezicht zag veranderde ze van gedachten.

'Het is niet goed met je, hè,' zei ze, en het was meer een vaststelling dan een vraag. Jack keek haar aan, en ze durfde er een eed op te doen dat ze tranen in zijn ooghoeken zag glinsteren.

'Ik ben net terug van een gesprek met dokter Belter.'

'Ik vroeg me al af waar je was,' zei Sylvia, die zich in de stoel tegenover hem liet zakken. 'Waarom ben je bij hem geweest?'

'Dat weet ik niet precies. Ik ging er min of meer heen om over Sarah te praten. En over wat we met haar aanmoesten. Maar hij wilde het helemaal niet over Sarah hebben.'

'O?'

'Hij wilde het over mij hebben.'

Sylvia schonk hem een geruststellende glimlach. 'Was dat zo'n slecht idee? Zo nu en dan is het voor ons allemaal goed om over onszelf te praten. En je hebt het de laatste tijd niet bepaald gemakkelijk gehad.'

'Maar daar hebben we het niet over gehad. Hij schijnt te denken dat ik wel eens iets met die verdwenen kinderen te maken kan hebben.'

Sylvia staarde hem met een blik vol ongeloof aan. 'Jij? Je moet hem verkeerd begrepen hebben.'

'Nee, ik heb hem heel goed begrepen. Hij wilde weten of ik de laatste tijd nog last van geheugenverlies had gehad.'

'Dat is het walgelijkste dat ik de afgelopen tijd gehoord heb,' zei Sylvia, en aan haar stem was te horen dat ze er letterlijk ziek van werd. 'Dat is al een jaar geleden gebeurd. Niet vorige week, of vorige maand, een jaar geleden. Of eigenlijk al dertien maanden geleden. Denkt hij echt dat het nu weer gebeurd is? Al drie keer? Bovendien weten we waar je was toen die kinderen verdwenen.'

'Op de dag dat Kathy Burton verdween was ik hier, op kantoor,' zei Jack met een flauw glimlachje.'

'Wat probeert hij ermee te bereiken?' vroeg Sylvia.

'Ik weet het niet,' zei Jack. 'Maar, God, wat heeft die man me bang gemaakt. Als hij al zulke dingen denkt, hoe zit dat dan met de rest van de stad?'

'Daar heb ik geen idee van, maar ik weet wel wat ik zelf vind. Ik vind dit krankzinnig, en ik vind dat dokter Belter zichzelf eens moet laten nakijken.'

Ze kwam overeind. 'En ik vind dat jij en ik moeten gaan lunchen. Bij mij thuis.'

Jack keek haar niet-begrijpend aan.

'Jack,' zei Sylvia zacht 'Vind je niet dat je al genoeg te verwerken hebt gehad? Neem eens wat tijd voor jezelf. Ook al is het maar een paar uurtjes bij mij thuis. Je hebt het nodig. Echt, je hebt het nodig. En ik ook.'

Ze reden zwijgend naar Sylvia's huis, en voerden een rustig gesprek terwijl Sylvia hun lunch klaarmaakte. Ze vermeden de pijnlijke onderwerpen, maar dat had niet het geforceerde karakter dat tussen Jack en Rose altijd zo'n afstand schiep als ze bewust ergens niet over praatten. Integendeel, het gaf een geruststellend gevoel dat ze ze beiden wilden vermijden en het alleen maar over prettige onderwerpen wilden hebben; het versterkte hun band met elkaar.

Ze keerden die middag niet naar de Courier terug. Ze waren het wel van plan, maar veranderden van gedachte. In plaats daarvan brachten ze de middag in Sylvia Bannisters bed door, en dat was goed. Dat was heel goed. Het was voor hen allebei goed. Voor het eerst sinds een jaar lag Jack Conger in de armen van een vrouw. Sylvia was tevreden, en hij op dat moment ook.

De twee kinderen in de grot zaten tegen elkaar aangedrukt, zoals ze de afgelopen zesendertig uur vrijwel voortdurend hadden gedaan. Jimmy Tyler was het eerste uur bewusteloos geweest, en Kathy was ervan overtuigd dat hij zou sterven. Maar hij was niet gestorven en op een gegeven moment was hij bij bewustzijn gekomen, doodsbenauwd door de duisternis om hem heen. Kathy had haar best gedaan om hem te troosten en had hem uitgelegd wat er gebeurd was. Haar stem was erg zwak en ze had momenten waarop haar woorden onsamenhangend waren, maar alleen al het geluid van een menselijke stem in die duisternis leek Jimmy gerust te stellen, en na een poosje kalmeerde hij. En toen was het wachten begonnen.

Ze bleven heel dicht bij elkaar en gingen nooit zover uit eikaars buurt dat de ander niet binnen handbereik was, en als ze sliepen lagen ze met de armen om elkaar heen.

De vreemde, krabbelende geluidjes maakten Jimmy in het begin ook bang, maar toen Kathy hem had uitgelegd waardoor ze veroorzaakt werden had hij geprobeerd om zo'n kleine krab te pakken te krijgen. Uiteindelijk lukte het hem en hij stopte het beest in zijn mond. Het smaakte bitter, en hij spuwde het meteen kokhalzend weer uit Kathy gaf hem een slok water om de vieze smaak weg te spoelen.

Zo nu en dan praatten ze wat, vooral Jimmy, aangezien Kathy's stem te zwak was en haar keel verschrikkelijk zeer deed, maar meestal zaten ze zwijgend hand in hand naast elkaar, terwijl ze zich afvroegen hoe lang ze nu al in de grot gevangen zaten en hoe lang het nog zou duren.

Het was op een van de momenten dat Jimmy zat te praten dat Kathy hem plotseling in zijn hand kneep.

'Sst!' siste ze. Hij voelde dat ze zijn hand nog steviger vastgreep en hield zijn mond. Boven zich hoorde Jimmy een vreemd, schuifelend geluid. Terwijl het geschuifel harder werd begon Kathy hem zo hard te knijpen dat zijn hand pijn ging doen. Hij voelde dat de geluiden van boven Kathy bang maakten, en de angst sloeg op hem over. Hij vergat de pijn in zijn hand en luisterde ingespannen naar wat er zich boven hem afspeelde.

'Doe je hand voor je ogen,' fluisterde Kathy hem toe. Hij had geen idee waarom hij dat moest doen, maar hij deed wat hem gezegd werd. Even later zag hij een vaag rood licht door zijn vingers heen schijnen. Hij spreidde ze een beetje en zag een bundel licht door de schacht naar beneden vallen. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en haalde zijn hand voor zijn ogen weg, en toen hij het idee had dat hij aan het licht gewend was opende hij ze helemaal.

Kathy zat nog steeds ineengedoken naast hem, en de hand waarmee ze hem niet vasthield had ze stevig tegen haar ogen gedrukt.

'Je kunt best kijken,' fluisterde hij. 'Als je je ogen samenknijpt doet het licht geen pijn.'

Voorzichtig haalde Kathy haar hand voor haar gezicht weg en liet haar ogen langzaam wennen aan het licht. De lichtbundel bewoog zich niet, en er klonk ook geen geluid meer van boven. Verbaasd keken de beide kinderen elkaar aan. Terwijl ze nog steeds eikaars gezichten afzochten hoorden ze een ploffend geluid. Jimmy wilde iets gaan zeggen, maar Kathy legde een hand over zijn mond. Ze zagen allebei het kleine, in wit papier verpakte pakketje dat midden in de poel van licht lag. Jimmy worstelde zich los uit Kathy's greep en rende erop af om het te pakken, als een rat die een stukje kaas midden van een vloer pakt en er daarna snel mee in zijn hol verdwijnt.

Hij maakte het pakje open. 'Kijk,' zei hij. 'Boterhammen.'

Kathy keek naar het voedsel, en haar honger won het van haar angst. Ze graaide naar een van de boterhammen en propte hem in haar mond. Jimmy was al op het voedsel aangevallen met de gretigheid van een klein kind dat niet gewend is om het een tijdje zonder eten te doen.

De misselijkheid overviel hen beiden op hetzelfde moment, en ineens lagen ze allebei op de vloer van de grot hevig over te geven. De boterhammen, die heerlijke boterhammen, waren belegd met zand. Zand en zeewier.

Van boven hoorden ze het akelige, krankzinnige gelach opklinken, en nu wisten ze dat Elizabeth daar was, die in het licht van de zaklantaarn naar hun gebraak zat te kijken. Instinctief kropen Kathy en Jimmy weg in de bescherming van de duisternis, als onderaardse dieren die wegkruipen voor de zon. Toen ze uit het licht verdwenen waren ging de witte lichtbundel plotseling uit, en ze hoorden Elizabeth naar de oppervlakte terug kruipen. Kathy en Jimmy bleven zachtjes huilend hand in hand achter.

De volgende zondag was een van die sombere, grijze dagen waarop het lijkt of de herfst er een pervers genoegen in schept om alvast een voorproefje van de naderende winter te geven. In Port Arbello leek het weer de somberheid die over de stad hing te benadrukken, en het was drukker in het café dan gewoonlijk het geval was. Op een normale zondagmorgen was Marty Forager de enige die altijd over de drempel stapte, waarbij hij dan onveranderlijk aankondigde dat hij kwam om geestelijk gelaafd te worden, en hij schuifelde pas weer naar buiten als het sluitingstijd was. Maar op de zondag die op Jimmy's verdwijning volgde zaten de kerken tijdens de vroege dienst meer dan vol, en in het café waren alle barkrukken bezet met mensen die naar Marty's 'preek' kwamen luisteren.

De Congers gingen die zondag niet naar de kerk noch naar het café. In het café kwamen ze zelden, en ze sloegen de kerkdienst over zonder aan elkaar te vertellen waarom ze thuisbleven, omdat ze allebei liever niet hun motieven onder woorden wilden brengen. Het was alsof ze beiden het gevoel hadden dat er iets ging gebeuren en hoopten dat ze het konden vermijden door thuis te blijven. Ze zaten zwijgend koffie te drinken toen de telefoon ging.

'Ik neem hem wel,' hoorden ze Elizabeth van boven roepen, en even later riep ze weer naar beneden. 'Het is voor jou, mam, mevrouw Stevens.'

'Barbara,' zei Rose, die opgewekter probeerde te klinken dan ze zich voelde. Ze was minstens zo somber als de meeste andere mensen in Port Arbello, maar kon het aardig maskeren door haar 'professionele' stem te gebruiken. 'Ik dacht al dat jullie overleden waren.' Toen ze het gezegd had schrok ze van haar eigen woorden. 'Wat een rot opmerking, vond je niet? Maar ja, we denken de laatste tijd ook over niets anders meer na.'

'Daarom bel ik ook,' antwoordde Barbara Stevens. 'Ik word ziek van het enige gespreksonderwerp in Port Arbello, en ik neem aan dat voor jou hetzelfde geldt. En het weer is te lelijk om wat aan het huis te doen, dus hadden Carl en ik wel zin om vanmiddag te bridgen. Spelen jullie?'

'Wat een geweldig idee,' zei Rose. 'Waar en hoe laat?'

'Hier, om een uur of één. Neem de meisjes maar mee.'

'Ik zal het even aan Jack vragen. Ik bel je zo terug.'

Ze hing op en liep terug naar de eetkamer.

'Dat was Barbara Stevens. Zij en Carl willen dat we vanmiddag naar hen toekomen om een paar spelletjes te bridgen. We kunnen de meisjes meenemen,' voegde ze eraan toe toen Jack een weifelend gezicht trok.

'Hmm. Je weet hoe Sarah zich kan gedragen in een vreemd huis.'

'Dan laten we ze thuis bij mevrouw Goodrich,' antwoordde Rose zonder nadenken. Jack zag dat er niet aan te ontkomen viel en besloot om geen roet in het eten te gooien, hoewel hij een hekel aan het spel had.

'Waarom spelen we hier niet?' opperde hij. 'Tenzij er een speciale reden is waarom ze willen dat we daarheen gaan.'

'Prima,' zei Rose met een glimlach. 'Barbara zei om één uur. Komt dat je uit?'

Met een automatisch gebaar keek Jack op zijn horloge. 'Ik zie niet in waarom niet,' zei hij.

Rose keek hem met een vrolijke grijns aan. 'Behalve dan dat je een hekel aan het spel hebt, hè?' Zonder hem tijd te gunnen om te antwoorden vervolgde ze: 'Nou, in ieder geval leidt het onze gedachten af. Misschien merk je wel dat je het na de afgelopen week zelfs leuk vindt!'

Die gedachte was ook al bij hem opgekomen, en hij keek Rose glimlachend na toen ze de kamer uitliep. Hij hoorde haar met Barbara Stevens praten, maar luisterde niet echt. In plaats daarvan probeerde hij te ontdekken waarom hij zich na die geweldige middag met Sylvia veel positiever voelde over zijn huwelijk. Waarschijnlijk kwam het gewoon omdat hij positiever over zichzelf was gaan denken. Hij merkte dat hij zich zowaar verheugde op een middagje bridge. Het was een fijn gevoel om je weer eens ergens op te kunnen verheugen.

'Een klaver.'

'Pas.'

'Een schoppen.'

'Pas.'

'Een saus atout.'

Er werd verder gepast, en Barbara Stevens keek haar partner vragend aan.

'Laat jouw man je op één-niveau spelen?' vroeg ze.

'Alleen als hij kans ziet om me down te krijgen,' antwoordde Rose. Barbara keek eerst Jack en vervolgens Carl aan.

'Hoe zit het, jongens? Moet ik dit contract spelen?'

Jack bekeek zijn hand eens goed, deed toen de kaarten dicht en gooide ze op tafel. 'Mijn enige vierkaart is van de zeven,' zei hij. 'Jullie hebben onderboden. Schrijf veertig voor jullie zelf op; volgens mij komen we er daarmee goed vanaf.'

Carl Stevens deelde het volgende spel, en terwijl hij zijn hand sorteerde wierp hij een blik op het plafond. 'Ik wist niet dat drie kinderen zich zo rustig konden houden. Laten we hopen dat het zo blijft.' Toen hij zijn kaarten gesorteerd had kon hij met moeite zijn leedvermaak verbergen.

Twee sans atout,' bood hij, en het deed hem genoegen de twee vrouwen teleurgesteld te horen kreunen.

Boven zaten de drie kinderen op de vloer van de speelkamer, en ze waren net klaar met een spelletje Monopoly dat door Sarah was gewonnen. Dat kwam voornamelijk omdat zowel Elizabeth als Jeff, die om de beurt voor haar gooiden, beter voor haar hadden gespeeld dan voor zichzelf. Sarah zat stilletjes naar het bord te staren en pakte af en toe een van de pionnen op om hem, na hem nauwkeurig bekeken te hebben, weer precies op de plaats neer te zetten waar ze hem vandaan had gehaald.

'Ze heeft gewoon veel geluk gehad, meer niet,' gaf Jeff als commentaar terwijl hij zijn laatste geld naar Sarah toeschoof. Sarah, die blijkbaar voelde dat het spel was afgelopen, veegde ineens met een armzwaai het hele bord schoon. Elizabeth begon het overal verspreid liggende geld bijeen te rapen en te sorteren. Ze keek Jeff glimlachend aan.

'Dat doet ze nou altijd,' zei Elizabeth. 'Als we een spelletje doen wint ze keer op keer, en als ze gewonnen heeft gooit ze alles door elkaar.' Elizabeth vertelde er niet bij dat het enige dat Sarah zelf deed bij de spelletjes het door elkaar gooien was. Ze wist zeker dat Jeff dat wel wist. 'Heb je ooit een Ouijabord gezien?' vroeg ze.

'Bedoel je zo'n ding dat je zogenaamd je toekomst voorspelt?'

'Ze voorspellen je de toekomst niet; je kunt door zo'n bord met geesten in contact komen.'

'Ik geloof niet in geesten,' zei Jeff. En toen: 'Heb je er een?'

Elizabeth knikte. 'Ik heb er een op zolder gevonden. Sarah en ik spelen er voortdurend mee. Wil jij het ook eens proberen?'

'Best,' zei Jeff. 'Waarom niet?'

Elizabeth pakte het Monopolyspel in en haalde het Ouijabord te voorschijn. Ze zette het tussen haar en Jeff in en riep Sarah, die langzaam terug kwam lopen van het raam waardoor ze naar buiten had staan staren. Zwijgend ging ze op de vloer zitten en legde haar vingers op de wijzer.

'Wat moeten we doen?' vroeg Jeff.

'Dat is heel makkelijk,' zei Elizabeth. 'Je moet gewoon je vingers op de wijzer leggen, net als Sarah, en een vraag stellen. Na een poosje begint hij te bewegen.'

'Helemaal vanzelf?' zei Jeff sceptisch.

'Natuurlijk. Laten we het proberen.'

Ze legde haar vingers op de wijzer en even later volgde Jeff haar voorbeeld, hoewel hij zich een beetje belachelijk voelde.

'Is daar iemand?' vroeg Elizabeth. Bijna een minuut lang gebeurde er niets. Jeff stond op het punt om met dit stomme spel op te houden toen hij een lichte trilling onder zijn vingers meende te voelen. Daarna begon de wijzer zich te bewegen. Hij gleed over het bord en hield stil bij de letter 'B'.

'Deed jij dat?' vroeg hij aan Elizabeth.

Ze schudde haar hoofd. 'Sst. Je mag niet praten.'

Jeff klemde zijn lippen op elkaar en voelde dat de wijzer opnieuw in beweging kwam. Hij drukte er hard op om hem tegen te houden. Hij voelde hem onder zijn vingertoppen trekken en wierp een tersluikse blik op Elizabeth om te kijken of zij hem probeerde te bewegen. Ze zag er ontspannen uit Zijn vingertoppen waren wit van de druk die hij uitoefende, maar desondanks begon de wijzer te bewegen.

'Je kunt hem niet tegenhouden,' fluisterde Elizabeth. 'Dat heb ik ook geprobeerd. Ik dacht dat Sarah hem bewoog. Maar het lukte me niet om hem te stoppen.'

Jeff keek gefascineerd toe terwijl de wijzer zich over het bord bewoog en bij de letter 'E' tot stilstand kwam. Hij probeerde opnieuw de wijzer tegen te houden, maar die ging meedogenloos door en stopte deze keer bij de 'T'.

'Bet,' zei hij. 'Wat moet dat betekenen?'

'Het woord is nog niet af,' zei Elizabeth. 'Maar ik weet al wat er nu komt' De wijzer draaide langzaam naar de andere kant en stopte bij de 'H'. Er maakte zich een gevoel van opwinding van Jeff meester.

'Beth,' zei hij. 'Dat is jouw naam. Een afkorting van Elizabeth.'

'Dat weet ik,' zei Elizabeth. 'Maar ik word er niet mee bedoeld. Het is een geest en haar naam is Beth. Ze heeft me waarschijnlijk iets te vertellen.'

'Waarom alleen aan jou?' vroeg Jeff met een grijns. 'Ik zit hier toch ook?'

Elizabeth schudde met een ernstig gezicht haar hoofd. 'Nee, ze wil met mij praten. Ik heb al vaker met haar gepraat'

'Vast wel,' zei Jeff spottend. 'Ze was zeker je betovergrootmoeder.'

Elizabeth keek hem nerveus aan en leek ineens een stuk minder zeker van zichzelf te zijn. 'Waarom zeg je dat?' vroeg ze onzeker.

'Wat?' zei Jeff.

'Waarom zeg je dat het mijn betovergrootmoeder is?'

Jeff keek haar verbaasd aan. 'Daar bedoelde ik helemaal niets mee. Ik dacht dat het meestal betovergrootmoeders waren waar mensen via zo'n ding mee praten.'

'Heb je iets over mijn betovergrootmoeder gehoord?'

'Waarom zou ik?' zei Jeff op uitdagende toon.

'Ik weet het niet' zei Elizabeth. 'Ik dacht dat je misschien iets over de legende gehoord had.'

'Welke legende? Je gaat me nu toch niet vertellen dat Beth écht je betovergrootmoeder was. Als je dat denkt ben je nog gekker dan je zusje.'

'Je mag niet op die manier over Sarah praten,' snauwde Elizabeth. 'Dat is niet aardig.' Ze wendde zich tot Sarah. 'Luister maar niet naar hem, Sarah. Hij weet er niets vanaf.'

Jeff was duidelijk in verlegenheid gebracht en mompelde vaag iets dat op een verontschuldiging leek. Toen vroeg hij aan Elizabeth of ze hem de legende wilde vertellen.

'Er moet ergens op de Point een grot zitten,' begon ze. 'Mijn betovergrootmoeder, of misschien is het nog wel verder terug, heeft dat in een droom gezien. Het was een verschrikkelijke droom, en volgens het verhaal is het ook een verschrikkelijke grot Mijn vader heeft me verteld dat mijn betovergrootmoeder zei dat die grot de poort naar de hel is. In ieder geval begonnen er nadat ze die droom had gehad allemaal akelige dingen te gebeuren.'

'Wat voor akelige dingen?' vroeg Jeff gretig. 'Gingen er mensen de pijp uit?'

'Ja,' zei Elizabeth. 'En Beth was volgens mij een van de mensen die dood gingen.'

'Wie was ze?'

'Dat weet ik niet precies,' zei Elizabeth. Ze was steeds zachter gaan praten en fluisterde nu, en er was een vreemde, lege blik in haar ogen verschenen. 'Ze was nog klein toen ze dood ging. Iets jonger dan Sarah nu is. Ik vraag haar iedere keer weer wat er gebeurd is, maar ze wil het me niet vertellen. Maar het heeft iets met het bos én met de grot te maken. Daarom mogen we daar ook niet komen.'

'Is dat alles?' Jeff leek teleurgesteld te zijn, alsof hij zich veel meer van het verhaal had voorgesteld dan Elizabeth hem tot nu toe verteld had.

'Nou, mijn vaders oudoom heeft zelfmoord gepleegd.'

'Hoe weet je dat?'

'Dat weet ik gewoon. Op een dag kwam hij thuis met een dood dier in zijn handen. Ik geloof dat het een kat was, maar het kan ook een konijn zijn geweest. Hoe dan ook, je kent de studeerkamer achter in het huis?'

'Die kamer waar dat schilderij van jou in hangt?'

Elizabeth knikte. 'Alleen is het geen schilderij van mij. In ieder geval nam hij de kat of het konijn of wat het ook was mee naar de studeerkamer. Daarna liep hij het pad aan de achterkant van het huis af en sprong van de rotsen.'

Jeff sperde zijn ogen wijd open. 'Echt waar? Is hij in de oceaan gesprongen?'

'Wat dacht je dan?' zei Elizabeth. 'Daar beneden is niets anders dan water, als je tenminste de rotsen niet meetelt.'

'Goh,' fluisterde Jeff. 'Is er nog meer gebeurd?'

'Ja, er is nog iets gebeurd met mijn overgrootvader. Ze weten niet precies wat, maar op een dag ging hij op zoek naar de grot en daarna is hij niet meer teruggekomen.'

'Hebben ze hem ooit gevonden?'

'Jawel, maar hij was dood. Hij was met zijn voet tussen een paar stenen beklemd geraakt, en toen het vloed werd is hij verdronken.'

'Ik geloof er helemaal niets van,' zei Jeff, die hoopte op die manier nog meer te horen te krijgen.

'Het kan me niet schelen of je het wel of niet gelooft,' zei Elizabeth. 'Het is allemaal echt gebeurd.'

'Wie heeft het je verteld?'

'Mijn vader. En zijn vader heeft het hem weer verteld. Of zijn moeder. In ieder geval is het de waarheid.'

'Heb je die grot dan wel eens gezien?' vroeg Jeff geringschattend.

'Nee,' zei Elizabeth aarzelend. 'Maar er is niemand die hem ooit gezien heeft.' 'Hoe weet je dan dat het waar is?'

'Dat weet ik.'

'Hoe?'

'Dat weet ik gewoon.'

'Nou, ik geloof er geen snars van dat je het weet. Je kunt me niet eens vertellen hoe je het weet!' zei Jeff honend.

'En tóch weet ik het,' hield Elizabeth vol. 'Beth heeft het me verteld,' flapte ze eruit.

Jeff hief zijn ogen ten hemel. 'O, vast. Alleen weet je niet eens wie ze is!'

'Dat weet ik ook,' zei Elizabeth met trillende stem. 'Ze... ze is het meisje van het schilderij dat beneden hangt. Dat portret waar ik op lijk.'

Jeff keek haar minachtend aan. 'Vast wel,' schimpte hij.

'Echt waar,' hield Elizabeth vol. 'Ze praat met mij via het Ouijabord, en dat heeft ze me verteld.'

Jeff zette een elleboog op de grond, leunde achterover en keek Elizabeth met een brede grijns aan. Ze hadden beiden niet gemerkt dat Sarah was opgestaan en weer uit het raam stond te staren, waarbij ze haar gewicht nerveus van haar ene been op het andere verplaatste.

'Weet je wat?' zei Jeff. 'Als je me vertelt waar de grot is geloof ik de rest van je verhaal ook.'

Elizabeth keek hem verdrietig aan en probeerde te bedenken hoe ze hem kon overtuigen.

'Nou,' zei ze nerveus. 'Er is ergens een plek...'

Sarah draaide zich om en staarde met haar lege ogen naar Elizabeth. Zowel Jeff als Elizabeth was vergeten dat ze in de kamer was.

'Waar is die plek?' zei Jeff met een stem waar het ongeloof vanaf droop.

'Het... het is een geheime plek,' zei Elizabeth.

Sarah begon te gillen. Toen de eerste schelle kreet, aan haar keel ontsnapte rende ze de kamer door en met een verschrikkelijk verwrongen gezicht pakte ze het Ouijabord op en smeet het tegen het raam. Het glas versplinterde en het bord kwam kletterend op het dak van de veranda terecht.

Jeff sprong overeind en stond met grote ogen naar Sarah te kijken, die klaarblijkelijk op zoek was naar iets en als een wilde van de ene naar de andere kant van de kamer rende. Ineens stevende ze op de deur af, smeet hem open en verdween de gang in. Jeff keek hulpeloos en met een lijkbleek gezicht naar Elizabeth, maar die leek er niet erg van onder de indruk te zijn. Ze liep naar het raam, deed het open en haalde het Ouijabord tussen de glassplinters op het dak vandaan. Ze sneed zich per ongeluk aan een van de scherven en begon op het wondje te zuigen nadat ze eerst had gecontroleerd of er geen glas in zat. Toen ze daarmee klaar was wendde ze zich met een geruststellende glimlach tot Jeff. 'Het stelt niets voor,' zei ze. 'Dit gebeurt wel vaker. Maak je maar geen zorgen, er is niets ernstigs met haar aan de hand.'

Toen Sarah's eerste gil door het huis klonk liet Barbara Stevens haar kaarten vallen en sloeg haar handen voor haar mond.

'Mijn God,' zei ze. 'Er is iets met de kinderen gebeurd.' Ze was al half overeind voor Rose haar kon tegenhouden.

'Dat is Sarah,' zei Rose. 'Er is niets aan de hand. Dit gebeurt af en toe en ik weet dat het een afschuwelijk geluid is, maar blijf alsjeblieft zitten.'

Barbara liet zich aarzelend in haar stoel terugzakken en Carl Stevens leek door de steeds harder wordende kreten verlamd te zijn. En toen hoorden ze roffelende voetstappen de trap afkomen.

De deur van de woonkamer vloog open, en meteen werd de hele kamer beheerst door het angstige gegil van het hysterische kind. Sarah keek wild om zich heen, alsof haar ogen iets zochten dat ze niet konden vinden, en daarna rende ze met uitgestrekte armen op de openslaande deuren af.

In volle vaart kwam ze tegen de deuren aan, en haar handen sloegen gelukkig tegen het houtwerk en niet op het glas. De deuren sprongen open en sloegen tegen de muur, zodat de ruiten met een enorm gerinkel in stukken vielen. Sarah was de veranda over.

'Jack!' gilde Rose. 'Ga achter haar aan! Vlug!'

Jack was al overeind gekomen en terwijl Carl en Barbara Stevens vol afgrijzen toe zaten te kijken stormde hij de kamer door en de veranda op. Sarah's gekrijs klonk nu wat minder hard omdat ze het veld al op was, en ze zagen gefascineerd hoe Jack de achtervolging inzette. Sarah liep onnatuurlijk snel, en de drie mensen in de kamer zagen dat ze haast te snel voor haar vader was. Ze rende in de richting van het bos.

Rose liep naar de openslaande deuren toe om de achtervolging gade te slaan. Recht boven haar, in de speelkamer, volgden Jeff en Elizabeth eveneens het schouwspel op het veld, dat in het grijze licht en de gestaag neervallende motregen nog het meest op een waanzinnige vorm van tikkertje leek. Niemand zei iets, en de tijd leek bijna stil te staan terwijl Jack Conger zijn dochtertje probeerde in te halen.

Jack voelde de regen in zijn gezicht slaan toen hij de vijf treden van de veranda afsprong en het veld oprende. Hij zag dat Sarah zo snel haar benen haar konden dragen in een rechte lijn op het bos afstormde. In het begin dacht hij dat hij haar gemakkelijk in zou halen, maar toen de afstand tussen hen niet kleiner werd schoten hem dokter Belters woorden te binnen en realiseerde hij zich dat haar lichaam werd voortgedreven door adrenaline. Hij vroeg zich af hoe lang ze deze snelheid vol zou houden.

Toen ze iets verder dan halverwege het veld was begon haar snelheid duidelijk af te nemen. Ze week geen moment van haar koers af, alsof ze een speciale plek had uitgezocht waar ze op af wilde. Terwijl hij achter haar aan zat voelde Jack zijn voeten een paar keer wegglijden in het natte gras, en hij ging twee keer bijna onderuit. Sarah scheen daar geen last van te hebben en iedere keer als Jack weggleed was de afstand tussen hen weer groter geworden.

En toen begon eindelijk haar kracht haar in de steek te laten, en Jack kon voelen dat het bijna achter de rug was. Hij zou haar bij de zoom van het bos inhalen, of misschien iets later.

Iets later. Hij voelde een rilling over zijn rug lopen. Ineens schoot de adrenaline door zijn lichaam heen en toen hij het bos voor zich zag opdoemen sprong hij op Sarah af.

Zijn armen sloten zich om haar benen en hij voelde haar val meer dan dat hij hem zag. En toen hield hij een wanhopig spartelende Sarah in zijn armen, die zich met alle macht en steeds harder gillend uit zijn greep probeerde te bevrijden. Ze rolden met zijn tweeën door de modder en Sarah begon zich steeds heviger te verzetten, alsof haar angst om de een of andere reden was toegenomen. Ze slaagde er bijna in om zich los te rukken, maar toen, even plotseling als het begonnen was, hield het op.

Ze was ineens stil en lag zachtjes snikkend en hijgend van de inspanning in de modder. Jack tilde haar voorzichtig op en draaide zich om.

Zonder ergens bij na te denken begon hij aan de terugtocht, maar ineens schoot het hem te binnen. Dit had hij eerder gedaan, op een dag die nu ruim een jaar achter hem lag. Toen had hij ook een snikkende Sarah door de regen over het veld naar huis gedragen. Maar op die dag was haar jurk aan flarden geweest en had ze gebloed. Met tegenzin keek hij naar het kind dat weerloos in zijn armen lag.

Tijdens de worsteling had ze een schram op haar gezicht opgelopen, en op haar linkerwang zat een dunne streep bloed. Haar spijkerbroek zat onder de modder en het bovenstukje was losgeraakt en wapperde heen en weer. Jack voelde de paniek in zich opkomen.

Hij keek naar het huis, en door de regen heen zag hij vaag dat ze op hem stonden te wachten, dat ze hem stonden op te wachten, om hem, nadat hij zijn kind had thuisgebracht, te vertellen wat hij had gedaan. Wat had hij gedaan? Hij wist het niet. Hij bracht zijn kind naar huis. Waarom stonden ze hem op te wachten?

Hij voelde niets meer van de regen, of van het zachte, soppige veld onder zijn voeten. Het leek alsof hij door een tunnel liep en niet wist wat er aan de andere kant lag, net zo min als hij wist waar hij vandaan was gekomen. Hij merkte dat hij duizelig werd en dwong zich om naar de groep mensen te kijken die bij de openslaande deuren op hem stond te wachten. Daarna dwong hij zich om naar boven te kijken.

Hij zag Elizabeth. Ze stond voor een raam op de eerste verdieping naar hem te kijken. Ze glimlachte tegen hem. Het was een lieve glimlach, en hij voelde zich erdoor getroost.

Jack merkte dat zijn paniek begon af te nemen, en hij concentreerde zich op Elizabeth - Elizabeth die naar hem stond te kijken en hem de kracht gaf om door te gaan, die hem op de een of andere manier gerust leek te stellen terwijl hij Sarah door de regen naar huis droeg.

Toen hij de veranda bereikte verdween Elizabeth uit het gezicht en de paniek sloeg weer toe.

Hij droeg Sarah de woonkamer in en legde haar met een teder gebaar op de bank. Daarna werd het hem te machtig en begon hij zacht te snikken.

Hij deinsde achteruit met het gevoel dat hij Sarah nooit naar huis had mogen dragen, dat hij daarmee iets verkeerds had gedaan, en keek wezenloos toe toen Rose en het echtpaar Stevens zich om Sarah heen schaarden om haar te troosten. Niemand zag hem de kamer uitgaan. Ze hadden het te druk met Sarah. Hij liep naar boven, naar de slaapkamer die hij met Rose deelde. Hij ging op het bed liggen en begon te huilen. Hij herinnerde zich ineens alles. En hij vond het verschrikkelijk.

Beneden staarden de drie volwassenen in de woonkamer hulpeloos naar het snikkende kind. Ze wisten dat ze niets voor haar konden doen, dat ze moesten wachten tot het overging. Maar de snikken waren hartverscheurend en bovendien kregen ze de indruk dat Sarah hen door haar snikken heen iets probeerde te vertellen.

Ingespannen luisterden ze naar de vreemde klanken die door een soort onzichtbare kracht uit Sarah's keel gewrongen leken te worden, en ze deden hun uiterste best om er woorden van te vormen.

'Geheim,' leek ze te zeggen. 'Geheim... geheim.'

Maar ze wisten het niet zeker.

Barbara Stevens voelde zich totaal hulpeloos toen Rose Sarah probeerde te troosten. Het kind lag trillend op de bank en haar wezenloze ogen keken wild van de ene kant van de kamer naar de andere, alsof ze een uitweg zocht. Als er al iets concreets in haar hoofd omging was het onmogelijk om te doorgronden wat dat kon zijn.

'Er is niets aan de hand, schatje,' fluisterde Rose keer op keer. 'Het is nu allemaal weer goed. Het is voorbij, en mammie is bij je.' Ze probeerde het hoofd van het kind in haar armen te trekken, maar Sarah beefde en schokte zo erg dat het Rose al moeite genoeg kostte om ervoor te zorgen dat ze niet van de bank afviel.

De blikken van Carl en Barbara kruisten elkaar boven de gehurkte Rose, en uit hun ogen sprak een diep medelijden. Toen hoorden ze een geluid bij de deur en zagen Elizabeth en Jeff in de deuropening staan. Carl gebaarde al dat ze maar beter weer naar boven konden gaan, maar Rose had ze ook gehoord.

'Het geeft niet,' zei ze. 'Ze begint al wat rustiger te worden.' Ze wendde zich tot de twee kinderen die nu rustig de kamer in waren gekomen, hoewel Jeff een beetje zenuwachtig leek,

'Wat is er boven gebeurd?' vroeg Rose zacht. Ze keek beide kinderen aan, maar haar ogen bleven op Elizabeth rusten. 'Wat heeft haar zo in de war gebracht?'

'Ik weet het niet,' zei Elizabeth. 'We zaten met het Ouijabord te spelen, en ik vertelde Jeff iets over die oude familielegende.'

'Zat Sarah te luisteren?'

'Ik weet het niet,' zei Elizabeth weer. 'Ik lette eigenlijk niet op haar. Jeff en ik hadden een beetje ruzie.'

'Ruzie?' zei Barbara Stevens. 'Waarover?'

'Ze vertelde me een verhaal,' zei Jeff. 'Het was een krankzinnig verhaal, en ze werd boos toen ik zei dat ik haar niet geloofde.'

'Maar toch is het waar,' hield Elizabeth vol.

'Over de grot?' vroeg Barbara. Haar zoon keek haar vol verbazing aan.

'Weet je daar iets vanaf?'

'Ja, ik heb het verhaal ook gehoord. Maar of het nu waar is of niet, je had er geen ruzie over moeten maken met Elizabeth.'

'Maar..., begon Jeff, maar zijn vader viel hem in de rede.

'Geen gemaar,' zei hij. 'Je zou beter moeten weten en geen ruzie moeten maken over dingen waar je niets vanaf weet. Bied Elizabeth je excuses aan.'

Even leek het erop alsof Jeff ook hier tegenin zou gaan, maar daarna wendde hij zich tot Elizabeth. 'Het spijt me dat ik je niet geloofde,' zei hij, maar hij kon niet nalaten om er iets aan toe te voegen. 'Toch geloof ik nog steeds niet dat er een grot bestaat.'

Elizabeth deed haar mond open, maar Rose was haar voor.

'Op het ogenblik is het helemaal niet belangrijk of die grot bestaat. Wat ik wil weten is waarom Sarah zo van streek is geraakt. Wat is er gebeurd?'

Elizabeth nam de draad weer op. 'Ik was dus bezig Jeff de legende te vertellen, en toen kwam ik bij het gedeelte met de grot. En we begonnen erover te ruziën of die wel echt bestond, en toen begon Sarah ineens te schreeuwen. Er is een raam kapot in de speelkamer.'

'Een raam kapot?'

'Ze heeft er het Ouijabord doorheen gegooid,' legde Jeff uit.

'Wat deden jullie in 's hemelsnaam met een Ouijabord?' wilde Carl Stevens weten.

Jeff wilde dat net gaan uitleggen, maar deze keer was het Elizabeth die net iets sneller was.

'We waren ermee aan het spelen. We kregen de naam "Beth".'

'Dat is jouw naam,' zei Barbara Stevens met een glimlach.

'Ja,' zei Elizabeth schouderophalend. Ze wierp Jeff een snelle blik toe, en hij begreep meteen wat ze bedoelde. Vertel de volwassenen er niet te veel over. Het is ons geheim. Hij glimlachte tegen haar.

'Maar wat heeft Sarah zo van streek gemaakt?' herhaalde Rose halsstarrig, die wanhopig probeerde om een redelijke verklaring voor haar dochters uitbarsting te vinden. Alsjeblieft, bad ze in zichzelf. Laat me het voor één keer begrijpen.

Jeff en Elizabeth keken elkaar aan en haalden hun schouders op. Rose was net van plan om ze verder te ondervragen toen ze haar man langzaam de trap af zag komen. Hij kwam echter niet naar de woonkamer tóe, maar liep in de richting van de studeerkamer. De studeerkamer en de bar, dacht Rose.

Tja,' zei ze, 'ik ben bang dat dit het einde van ons middagje bridge betekent. Ik zou me niet meer op de kaarten kunnen concentreren, denk ik.' En ze produceerde een van die opgewekte glimlachjes die het bezoek duidelijk maakt dat het tijd wordt om weg te gaan. De familie Stevens begreep wat er verwacht werd.

Carl wierp nerveus een blik op zijn horloge. 'Het wordt voor ons toch ook tijd om weg te gaan,' zei hij. 'Het spijt me dat dit gebeurd is. Als er iets is dat we voor jullie kunnen doen...' Zijn stem stierf weg, omdat hij heel goed wist dat er niets te doen viel.

'We spreken een andere keer opnieuw af,' schoot Barbara hem te hulp. 'En een beetje snel. Bel ons maar op als het je uitkomt.'

Rose schonk ze beiden een glimlach en Elizabeth begeleidde hen naar de deur, die ze openhield tot ze in hun auto waren gestapt Buiten bleef de regen gestaag uit de grijze hemel vallen.

'Heel vervelend,' zei Carl.

'Ja,' beaamde Elizabeth. 'Maar we raken eraan gewend.' Zowel Barbara als Carl kon met geen mogelijkheid zeggen of Elizabeth het over het weer of over haar zusjes uitbarsting had.

Ze begonnen pas weer te praten toen ze Point Road bereikt hadden.

'Wat moet dat moeilijk zijn,' merkte Barbara uiteindelijk op.

'Wat?'

'Om een dochter als Sarah te hebben. Ik heb zo'n medelijden met ze.'

Carl knikte instemmend. 'Ik vraag me af of ik het aan zou kunnen. Ik ben bang dat ik er lang niet zo rustig onder zou blijven als zij. Elizabeth houdt zich ook geweldig,' voegde hij eraan toe. 'Ze mogen hun handen dichtknijpen dat ze haar ook nog hebben. Dat maakt in ieder geval iets goed.'

'Ze is gek,' gaf Jeff als commentaar vanaf de achterbank. Carl gaf zijn zoon een standje. Het kwam geen moment in hem op dat Jeff het over Elizabeth zou kunnen hebben, en niet over Sarah. En het kwam geen moment in Jeff op dat zijn ouders hem verkeerd zouden kunnen begrijpen.

Elizabeth bleef wachten tot de familie Stevens in de regen was weggereden, deed zachtjes de deur dicht en ging terug naar de zitkamer. Ze bleef even naar haar moeder staan kijken die nog steeds pogingen deed om Sarah te kalmeren, daarna liep ze naar haar toe en knielde naast haar neer.

'Ik doe het wel,' zei ze. 'Ik kan haar kalmeren.'

Rose stond opgelucht op. Ze wist nooit wat ze met Sarah aanmoest als er zo iets gebeurde, en het eindigde er altijd mee dat ze zich hulpeloos en gefrustreerd begon te voelen - en ze was ervan overtuigd dat ze die gevoelens op de een of andere manier op Sarah overbracht Dankbaar liet ze het verder aan Elizabeth over, en toen ze zag dat Sarah's aanval, of wat het dan ook was, in hevigheid begon af te nemen liep ze met een verbeten trek op haar gezicht naar de studeerkamer aan de achterkant van het huis. Daar wachtte haar tenminste een situatie die ze beter aankon, en haar man was in ieder geval in staat om te begrijpen wat ze bedoelde. Tenzij hij te dronken was. Er schoot een beeld van Martin Forager door haar hoofd, en ineens begonnen de trekken van Forager te verdwijnen en maakten plaats voor die van Jack. Ze schudde het beeld van zich af en liep zonder te kloppen de studeerkamer binnen. Jack zat met een vol glas in zijn hand in de leunstoel en staarde naar het portret dat boven de koude haard hing.

'Ik kan mevrouw Goodrich vragen of ze de haard aanmaakt,' bood Rose voorzichtig aan.

'Dat maakt toch niets uit' zei Jack dof. 'Ik zou het nog steeds koud hebben.' Zijn ogen lieten het portret geen moment los.

'Is alles goed met je?' vroeg Rose.

'Gaat wel. Het spijt me dat ik zo instortte. Ik had het heel moeilijk toen ik buiten was.'

'Dat zag ik,' zei Rose met een scherpe klank in haar stem.

Jack stak zijn hand omhoog. 'Alsjeblieft, Rose, begin nu niet zo. Ik voel me nog steeds gespannen en wil het er nu niet over hebben.'

'Dat zal vandaag of morgen toch moeten.'

'Dat weet ik. Maar ik wil het nu laten rusten.'

Rose ging in de stoel aan de andere kant van de open haard zitten en merkte toen pas goed hoe koud het in de kamer was. Ze besloot om toch om een vuur te vragen en ging op zoek naar mevrouw Goodrich. Toen ze terugkeerde zat Jack nog steeds in dezelfde houding, maar zijn glas was voller dan een paar minuten geleden. Ze wist dat hij zijn eerste drankje achterover had geslagen en een nieuw had ingeschonken, maar het leek alsof hij zich totaal niet had bewogen. Hij zat nog steeds met een glazige blik naar het portret te staren, alsof hij erdoor gebiologeerd was. Rose begon er ook naar te kijken en probeerde te ontdekken wat haar man zo fascineerde.

Een paar minuten later kwam mevrouw Goodrich binnen om het vuur aan te leggen. Ze zei niets, en er werd ook niets tegen haar gezegd. Toen ze de kamer uitliep zaten haar werkgevers nog steeds zwijgend naar het schilderij te staren. Alleen brandde er nu een opwekkend vuur aan hun voeten. Toen mevrouw Goodrich in haar kamertje bij de keuken terugkwam voelde ze zich vaag ongerust. Ze pakte de T.V. Guide op en nestelde zich in haar stoel.

Elizabeth glipte de voordeur uit en liep door de regen naar de stal. Toen ze die bereikt had liep ze snel naar de oude tuigkamer en trok de deur achter zich dicht. Ze deed haar regenjas uit en hing hem aan een haak. Daarna begon ze haar jurk los te knopen. Toen ze alle knopen had losgemaakt trok ze hem uit en vouwde hem netjes op. Ze legde de jurk op een lege plank en bedekte hem met een oude paardendeken. Vervolgens liep ze naar een van de hoeken van de tuigkamer en haalde iets onder een oude rest hooi vandaan. Ze schudde het uit. Het was de oude jurk die ze op zolder had gevonden; hij was nu vies en gescheurd, maar nog steeds draagbaar. Ze kleedde zich voorzichtig aan en maakte haar paardenstaart los. Toen het blonde haar los over haar schouders viel keek ze nog even om zich heen voor ze de deur weer opendeed. Even later verliet ze de stal en begon langzaam over het veld naar het bos te lopen. Het begon steeds harder te regenen en toen ze vijftien meter had afgelegd was ze doorweekt en plakte haar haar tegen haar hoofd aan. Ze voelde er niets van. Ze liep langzaam maar vastberaden verder.

Toen ze de zoom van het bos bereikte nam ze niet eens even de tijd om te genieten van de bescherming die de bomen haar tegen de stortbui gaven. Haar haar lag nu als een glanzende helm tegen haar hoofd en accentueerde de fijne trekken van haar gezicht. Ze versnelde haar pas, en de zekerheid waarmee ze haar weg door het bos vond zou iedereen versteld hebben doen staan.

Een bliksemstraal flitste op aan de horizon toen ze het bos uitkwam, en het gerommel van de donder begroette haar toen ze boven op de dijk verscheen. Het was donker, erg donker, hoewel de zon nog lang niet was ondergegaan. Het noodweer leek het licht totaal weg te vagen, en de zee, nauwelijks zichtbaar door het gordijn van regen, bood de dreigende aanblik van een gevaarlijk dier in de nacht. Elizabeth liet zich noch door de regen, noch door de duisternis weerhouden en gleed lichtvoetig langs de zijkant van de dijk naar beneden. Terwijl het noodweer nog steeds in hevigheid toenam verdween ze achter de grote rots die de ingang van de grot aan het gezicht onttrok.

Ze haalde de zaklantaarn uit de nis aan het begin van de tunnel, maar deed hem niet aan voor ze de tunnel uit was en het bovenste vertrek had bereikt. De stank van de dode kat en de zure lucht van het braaksel van de kinderen verpestte zo langzamerhand de lucht in de hele grot, maar Elizabeth leek het niet te merken.

Ze kroop naar de rand van de schacht, deed de lantaarn aan en tuurde naar beneden. Buiten de grote steen die als tafel dienst deed viel er niets te zien, maar ze hoorde een zacht gekreun door de schacht naar boven komen. Ze wist dat Kathy en Jimmy nog steeds daar ergens beneden moesten zijn, weggekropen in de bescherming van de duisternis. Ze glimlachte en begon de touwladder neer te laten.

Ze probeerde even of hij stevig genoeg vastzat om haar te houden en begon daarna naar beneden te klimmen, waarbij de zaklantaarn spookachtige schaduwen om zich heen wierp, omdat ze hem, nog steeds aan, in de zak van haar vreemde, oude jurk had gestopt. Toen haar voet de vloer van de grot raakte liet ze de ladder los, haalde de zaklantaarn te voorschijn en scheen ermee in het rond.

Kathy Burton en Jimmy Tyler zaten in elkaar gedoken tegen de muur aan die zich recht tegenover het geraamte bevond. Kathy had haar ogen stijf dichtgeknepen tegen het plotselinge licht, maar Jimmy Tyler gebruikte slechts een hand om zijn ogen tegen het ergste van het verblindende schijnsel te beschermen. Hij had zijn ogen tot spleetjes samengeknepen en probeerde te zien wie de zaklantaarn vasthield. Kathy zat zachtjes te jammeren en leek zich totaal niet bewust te zijn van wat er om haar heen gebeurde. Jimmy deed geen poging om overeind te komen, maar aan zijn ogen was te zien dat hij op zijn hoede was. Elizabeth richtte de lichtbundel op het oude geraamte, en er ontsnapte een verontwaardigd geluid aan haar lippen toen ze zag dat de beenderen her en der verspreid lagen.

Elizabeth stak haar hand in haar zak en haalde er een paar kaarsen uit die ze in de tuigkamer had gevonden, en een kleine aansteker die ze van huis had meegenomen. Ze zette de kaarsen in een paar spleten in de muur vast en stak ze aan, waarna ze de aansteker behoedzaam in een uitsparing vlak achter de kaarsen legde. Toen deed ze de zaklantaarn uit en liet hem in de grote zak van haar jurk verdwijnen. De kaarsvlammen flikkerden eerst onrustig voor ze kalm begonnen te branden, maar toen baadde de grot ineens in een warm licht.

Elizabeth negeerde de twee kinderen die nog steeds dicht tegen elkaar tegen de muur zaten en begon zich met de oude beenderen tegenover hen 'bezig te houden. Met tedere gebaren legde ze de botten weer op de goede plaats terug, en na een paar minuten was het skelet weer compleet en lagen de armen weer over de lege ribbenkast gevouwen. Toen pas had Elizabeth weer aandacht voor Kathy Burton en Jimmy Tyler.

'Het is weer tijd om iets gezelligs te gaan doen,' fluisterde ze. Kathy leek haar niet te horen, maar Jimmy werd overspoeld door angst en kroop nog dichter tegen het meisje naast zich aan. Hij wist dat dit Elizabeth was, maar het was niet de Elizabeth die hij zijn hele leven gekend had. Dit was een andere Elizabeth, een afschuwelijke Elizabeth.

Ze zat onder de modder, en haar haar, dat nu zowel vies als nat was, plakte tegen haar schedel en schouders. De kapotte jurk was doornat en zat onder het slik van de tunnel en de grot, en kleefde in vreemde plooien tegen haar lichaam. De wezenloze uitdrukking op haar gezicht deed Jimmy aan zijn grootmoeder denken, die hij twee maanden geleden nog even gezien had voor ze begraven werd. Het lijkt wel of ze dood is, dacht Jimmy. Elizabeth ziet er dood uit. Hij probeerde nog dichter tegen Kathy aan te kruipen.

Overmand door angst, maar zonder dat het hem lukte om zijn ogen van haar af te houden, zag hij hoe Elizabeth het stoffelijk overschot van de kat oppakte en op een van de stenen zette die als stoelen om de stenen tafel heenstonden. De poppenkleren waren nu helemaal bedekt met het slik van de grot. Ze vond de kop van de kat, nu zonder ogen, maar nog steeds uitgedost met het groteske mutsje, en probeerde hem boven op de romp te zetten. Toen ze merkte dat dat niet lukte pakte ze de kop stevig beet en begon hem als een sinaasappel die ze aan het uitpersen was op de romp vast te draaien. Het rottende vlees van de romp liet los en het uiteinde van de ruggengraat drong in de kop naar binnen. Diep tussen de kats schouders bleef hij uiteindelijk zitten.

'Kom naar de tafel,' zei Elizabeth zacht, terwijl ze Jimmy gebaarde dat hij de veiligheid van de muur moest verlaten en bij de kat aan de vreemde tafel moest komen zitten. Hij schudde zijn hoofd.

'Kom naar de tafel,' herhaalde Elizabeth met een dreigende klank in haar stem. Jimmy Tyler trok zijn knieën tot aan zijn borst op en greep Kathy Burtons hand nog steviger vast.

Elizabeth kwam op hem aflopen en hief haar hand op om hem te slaan. Vlak voor ze hem zou raken kroop hij haastig bij Kathy vandaan en ging huiverend en ineengedoken op een van de kleinere rotsblokken zitten.

Elizabeth richtte zich tot Kathy.

'Jij ook,' beval ze. Kathy bewoog zich niet, maar haar ogen gingen een eindje open en haar mond maakte bewegingen alsof ze iets probeerde te zeggen.

'Nu,' eiste Elizabeth, en deze keer kwam de klap wel aan. Jimmy Tyler kromp ineen toen hij het scherpe geluid van Elizabeths hand op Kathy's gezicht hoorde. Maar Kathy bewoog zich nog steeds niet. Er ontsnapte alleen een zacht rochelend geluid aan haar mond.

Elizabeth keek met een woedende blik op het bewegingloze kind neer en begon haar toen aan haar voeten naar het midden van de grot te trekken. Kathy deed een zwakke poging om zich los te schoppen, maar Elizabeth had haar stevig vast. Een paar seconden later zette Elizabeth Kathy op de derde zitplaats. Toen ze haar losliet viel Kathy op de vloer, en Elizabeth gaf haar een trap.

'Aan tafel hoor je rechtop te zitten,' snauwde ze. Kathy scheen een vaag besef te krijgen van wat er gebeurde, en slaagde erin om op de steen te blijven zitten. 'Goed zo,' zei Elizabeth. Ze deed een pas achteruit en nam het vreemde tafereel in ogenschouw.

'En nu,' zei ze. 'Kathy, jij bent de moeder. En Jimmy is de vader. En Cecil is jullie kind. Jullie gekke kind. Geef je kind te eten, moeder.'

Kathy maakte geen beweging, het kostte haar al haar kracht om rechtop te blijven zitten.

'Ik zei dat je je kind te eten moest geven!' beval Elizabeth. Toen Kathy nog steeds geen aanstalten maakte om iets te doen hief Elizabeth haar vuist op en liet hem keihard op Kathy's rug neerkomen, zodat ze voorover met haar gezicht op tafel klapte. 'Je moet doen wat ik zeg,' beet ze haar tussen haar tanden door toe.

'Als moeder de baby niet kan voeren moet jij het maar doen,' zei Elizabeth tegen Jimmy. Hij keek haar niet begrijpend aan terwijl hij koortsachtig probeerde te bedenken wat ze van hem verwachtte. Toen hij haar haar vuist opnieuw zag ballen besloot hij dat het het beste was om net te doen alsof. Vlug deed hij of hij een fles in de mond van een baby stopte.

'Ze is te oud voor een fles,' siste Elizabeth. 'Ze eet gewone dingen.'

Snel deed Jimmy of hij een lepel oppakte en daarmee voedsel in de bek van de kat stopte.

'Zeg iets tegen haar,' beval Elizabeth. 'Praat met je kind.'

'Lief kind,' zei hij. 'Hier is wat lekker eten voor mijn lieve kind.'

'Ze heet Sarah!' krijste Elizabeth. 'Weet je niet eens hoe je eigen kind heet? Wat ben jij voor een vader?'

'Sarah,' herhaalde Jimmy snel. 'Ik heb hier wat lekkers voor mijn kleine, lieve Sarah.'

Hij bleef doorgaan met zogenaamd de kat te voeren en babbelde er aan een stuk door tegen, hoewel hij nauwelijks wist wat hij zei, maar toch dacht hij er zorgvuldig aan om de kat om de paar seconden Sarah te noemen.

'Ze geeft geen antwoord, hè?' zei Elizabeth zacht. Jimmy schudde zijn hoofd.

'Weet je waarom ze je geen antwoord geeft?' vroeg Elizabeth liefjes.

Jimmy schudde opnieuw zijn hoofd.

'Omdat ze gek is!' gilde Elizabeth. 'Maar kinderen boren toch antwoord te geven als er tegen ze gesproken wordt, vind je niet?'

Jimmy knikte zwijgend.

'Dan is ze een slecht kind,' zei Elizabeth. 'Ze is gek en ze is slecht. Geef haar straf.' Jimmy bewoog zich niet. 'Geef haar een pak slaag!'

Met zijn ogen strak op Elizabeth gericht, én op haar hand die ze steeds opnieuw tot een vuist balde, pakte Jimmy langzaam de dode kat op. De kop viel van de romp af en rolde weg in de schaduw. Terwijl hij over zijn hele lichaam trilde legde hij het lijkje over zijn knie en begon het een pak slaag te geven.

Elizabeth glimlachte.

Kathy lag nog steeds met haar hoofd in haar handen voorover op de tafel, maar ze moest zich bewogen hebben, want ineens vestigde Elizabeth haar aandacht op haar.

'Je mag niet op de tafel slapen,' zei ze dreigend. Jimmy, die bang was dat Kathy weer een van Elizabeths verschrikkelijke klappen te wachten stond, stak zijn hand uit om haar heen en weer te schudden.

'Raak haar niet aan,' beval Elizabeth. 'Je vindt het toch niet fijn om moeder aan te raken? Ze wil dat je haar aanraakt, maar dat doe je liever niet. We weten best wat je wél fijn vindt, hè?' Ze keek de kleine jongen met een boosaardige en wellustige blik aan, en hij staarde verbijsterd terug.

'Je vindt het kind fijner, hè? We weten toch dat je liever het kind dan de moeder hebt?' En ineens begon ze te schreeuwen, en leek de grot te klein voor het geluid van haar stem.

'Als je dat zo graag wilt kun je het krijgen?

Elizabeth sprong op de jongen af en begon de kleren van zijn lijf te trekken. Hij probeerde zich te verzetten, maar de honger en de angst hadden hem zo verzwakt dat hij weinig weerstand kon bieden. Voor hij precies begreep wat er met hem gebeurde had Elizabeth hem uitgekleed en zijn kleren in een hoek gesmeten. Naakt dook hij op de vloer van de grot ineen.

Elizabeth pakte de romp van de dode kat op.

'Dit is toch wat je wilt, hè?' siste ze. 'Je wilt je dochtertje toch hebben?'

En ze viel op Jimmy Tyler neer en drong het rottende vlees van de dode kat tegen zijn kruis aan, terwijl ze onsamenhangend mompelde dat hij kon krijgen wat hij wilde hebben. Jimmy Tylers hulpeloze gesnik mengde zich met Elizabeths wartaal en vulde de grót. Hij wist niet wat er met hem gebeurde.

Uiteindelijk drongen de vreemde geluiden ook in Kathy Burtons wazige geest door. Ze keek op en staarde verbaasd naar het afschuwelijke toneel dat zich voor haar ogen afspeelde. Het duurde even voor het tot haar doordrong wat er gebeurde, voor ze doorkreeg wat de bedoeling was van het tafereel dat ze aanschouwde. Toen klaarde de mist in haar hoofd nog verder op en besefte ze wat Elizabeth aan het doen was. Vol afgrijzen zag ze dat Elizabeth verwoede pogingen deed om Jimmy Tyler met het lijkje te laten copuleren.

Kathy Burton gilde het uit, en met een inspanning van haar laatste krachten kwam ze overeind en liep naar de plek waar Elizabeth met Jimmy Tyler worstelde.

'Niet doen,' wist ze met krakende stem uit te brengen. 'Alsjeblieft, Elizabeth, doe dat niet.'

Elizabeth draaide zich met een ruk om en Kathy wilde dat ze niet geprobeerd had om tussenbeide te komen. Ze begon achteruit te lopen, en het licht in Elizabeths ogen dreef haar helemaal tegen de muur van de grot aan. Haar angst bereikte zijn hoogtepunt toen ze Elizabeth een steen van de vloer zag oprapen. Ze voelde haar kracht plotseling uit zich wegvloeien toen Elizabeth de steen ophief, en zakte al op de vloer in elkaar voor Elizabeth de steen met kracht op haar neer liet komen.

Voor Kathy Burton was de verschrikking voorbij.

Een uur later zag Rose Conger haar oudste dochter onder de douche vandaan komen.

'Ik wilde je net zeggen dat je op moest schieten als je nog voor het eten wilde douchen. Maar ik zie dat ik al te laat ben.'

Elizabeth knikte en glimlachte tegen haar moeder. Rose glimlachte terug, en dankte God in stilte dat hij haar Elizabeth had geschonken. Ze zou niet weten wat ze zonder Elizabeth moest beginnen.

'Neem je Sarah mee naar beneden?' vroeg ze.

'Natuurlijk,' zei Elizabeth. 'Ik zal me snel aankleden.'

In de grot lag Jimmy Tyler op dezelfde plek waar Elizabeth hem had achtergelaten, te zwak en te verward om zelfs maar een poging te doen om zijn kleren te vinden. Rillend en spiernaakt bleef hij in de duisternis liggen.

Later op die avond lag Rose gespannen in bed naar de regen te luisteren die op het dak roffelde, en haar eigen gedachten waren net zo roerig als het weer buiten. Jack lag roerloos en zonder een geluid te maken naast haar, maar ze voelde dat hij niet sliep.

'Er is iets met dat schilderij, hè?' zei ze eindelijk. Jack deed zijn bedlampje aan en kwam op een elleboog leunend overeind.

'Krijg jij ook dat gevoel?' vroeg hij.

'Nee,' zei Rose kortaf. 'Ik niet. Maar jij hebt er de hele avond naar zitten staren. Wat is ermee aan de hand? Het lijkt wel of je er iets op probeert te vinden.'

Jack ging weer liggen en staarde naar het plafond.

'Ik weet het niet,' zei hij. 'Het lijkt wel of... of het portret eerder op Sarah zou moeten lijken dan op Elizabeth.'

'Op Sarah? Waarom op Sarah?'

'Dat kan ik je ook niet zeggen. Het is gewoon een gevoel. Ik moet steeds denken aan wat dokter Belter ons verteld heeft. Over dat kleine meisje dat volgens de legende vermoord moet zijn. Ik heb voortdurend het gevoel dat dit een portret van haar is.'

'Wat heeft Sarah daarmee te maken?' Roses stem kreeg een scherpe klank, alsof ze zich wapende tegen wat er volgen zou.

'Ik heb vandaag mijn geheugen teruggekregen. Ik herinner me weer alles. Rose, op die dag een jaar geleden heb ik Sarah bijna vermoord.'

'Maar je hebt het niet gedaan.'

'Nee, ik heb het niet gedaan,' zei Jack triest. 'Ik wilde iets anders.'

'Wat wilde je dan?'

'Ik wilde haar verkrachten,' zei Jack zacht. Hij wachtte op antwoord, maar toen dat niet kwam ging hij verder. 'Ik heb geen flauw vermoeden hoe het allemaal kwam, maar toen ik vandaag Sarah door de regen naar huis droeg keek ik omhoog en zag dat Elizabeth naar me stond te kijken. En toen herinnerde ik me ineens alles. Ik herinnerde me dat ik in het bos was, en dat ik Sarah onder een struik zag kruipen. En dat ik haar plotseling wilde bezitten. Seksueel, bedoel ik. Vraag me niet om je uit te leggen waarom ik dat wilde - ik weet het domweg niet. Zo'n verschrikkelijk gevoel had ik nog nooit in mijn leven meegemaakt. Ik kreeg het gevoel dat ik iemand anders

was, maar toch ook nog steeds mezelf. Het leek of ik gedwongen werd om iets te doen en te willen dat ik zelf nooit in mijn hoofd zou halen. En toen kreeg ik het verschrikkelijke gevoel dat... dat Sarah me probeerde te verleiden.'

Rose schoot overeind. 'Je probeerde te verleiden?' riep ze. 'Je probeerde te verleiden? Mijn God, Jack, ze was nog maar tien!'

'Ik zeg ook niet dat ze me probeerde te verleiden ik zeg alleen maar dat ik dat gevoel had. En toen begon ik haar te slaan. Ik wilde haar echt vermoorden. Jezus, Rose, het was verschrikkelijk.' De herinnering greep hem zó aan dat hij zacht begon te huilen. Rose, die zelf ook helemaal in de war was, en die niet kon begrijpen wat er toen over hem was gekomen, zocht naar woorden.

'Maar wat heeft dit te maken met het portret dat beneden hangt?' vroeg ze uiteindelijk.

'Ik weet het niet precies,' mompelde Jack. 'Maar als ik naar dat portret kijk krijg ik het vreemde gevoel dat wat Sarah een jaar geleden overkomen is, tientallen jaren geleden dat meisje ook is overkomen.'

'En ik neem aan dat dat je vrijpleit, hè?' zei Rose ijzig. 'In plaats van de boosdoener ben je ineens het slachtoffer. Mijn God, Jack.'

Jack kromp onder haar woorden in elkaar, maar Rose ging meedogenloos verder.

'En hoe verklaar je vandaag? Was je vandaag weer het slachtoffer? Kwam er weer zo'n vreemd gevoel over je? Was je jezelf weer niet vandaag?'

'Waar heb je het over?'

'Ik zag het vandaag best, Jack. Ik heb het allemaal gezien. En ik schaamde me dood dat Carl en Barbara Stevens het ook zagen.'

Jack ging zitten en staarde zijn vrouw aan. 'Ik heb geen flauw benul waar je het over hebt,' zei hij.

'Ik heb het over jou en Sarah op het veld. Ik weet niet wat er erger was, om haar gillend over het veld te zien rennen, of om te zien op welke manier jij haar te hulp snelde. Je was gemeen, Jack. Je maakte helemaal niet de indruk dat je haar wilde helpen. Het leek er meer op dat je haar aanviel! Ik kreeg het gevoel dat het allemaal weer opnieuw gebeurde.'

Jack zat haar met fonkelende ogen aan te kijken. 'Ben je gek geworden? Vandaag had niets met een jaar geleden te maken! Niets! Om te beginnen was ik vandaag helemaal nuchter.'

Rose trok haar wenkbrauwen op. 'Misschien heeft het niets met dronkenschap te maken,' zei ze. 'Misschien is er iets veel ergers met je mis.'

Op dat moment knapte er iets in Jack, en hij greep haar bij haar schouders en drukte haar op het bed.

'We zullen eens zien wie ik kan verkrachten,' snauwde hij, terwijl Rose achterover bleef liggen op een manier die suggereerde dat hij het niet waard was om zich tegen te verzetten. Hij pakte haar nachthemd beet en scheurde het van haar lichaam. Nog steeds bleef ze rustig liggen, hem uitdagend met haar passiviteit. Hij wierp zich boven op haar en probeerde bij haar binnen te dringen.

En het lukte hem niet

Ze begon zich nu te bewegen, en even wist hij niet zeker of ze onder hem vandaan probeerde te komen of dat ze probeerde hem te helpen.

'Je kunt het niet, hè?' klonk haar spottende stem, die een beetje gedempt klonk omdat ze tegen zijn borst aanlag. 'Val je alleen maar op kleine meisjes? Nou, ik ben geen meisje meer, Jack. Ik ben een vrouw, een echte vrouw. En nu ga je van me af.' Ze drukte tegen hem aan, en opnieuw probeerde hij bij haar binnen te dringen. En opnieuw faalde hij.

Daarna begon het gevecht pas echt, en ineens werd Rose bang voor wat hij haar aan zou kunnen doen. Ze verdubbelde haar inspanning en slaagde er eindelijk in om zichzelf te bevrijden. Ze klauterde van het bed en draaide zich om om hem aan te kijken. Kokend van woede en met fonkelende ogen staarde hij haar aan, en Rose was nog nooit zo bang voor hem geweest Ze kreeg het gevoel dat ze nu wist wat Sarah op die dag in het bos had moeten doormaken. Ze stak haar hand uit en pakte een asbak die naast het bed stond.

'Blijf uit mijn buurt' gilde ze. 'Ik garandeer je dat als je me ook maar met één vinger durft aan te raken...'

'Wat dan?' brulde Jack. 'Vermoord je me dan? Denk je echt dat dat me iets kan schelen?' Hij was nu ook gaan staan, en met het bed tussen hen in stonden ze tegenover elkaar te schreeuwen, zonder ook maar een moment te letten op wat de ander zei. En toen, terwijl ze allebei even hun mond hielden om op adem te komen, hoorden ze het Er klopte iemand op hun deur. Ze keken elkaar dodelijk verschrikt aan. De kinderen.

Maar het was mevrouw Goodrichs stem die uit de gang tot hen doorklonk. 'Alles goed met u?' zei ze. 'Verdorie, u maakt het hele huis wakker.'

Er viel een stilte; uiteindelijk was het Rose die iets terug zei. 'Er is niets aan de hand, mevrouw Goodrich,' riep ze zacht. 'Het spijt me dat we u wakker gemaakt hebben. We hadden alleen maar een... een meningsverschil.'

'Er zijn mensen die 's nachts willen slapen,' zei mevrouw Goodrich. Ze hoorden haar naar de trap teruglopen, en daarna haar zware voetstappen terwijl ze naar beneden sjokte.

'De kinderen hebben het vast ook allemaal gehoord,' zei Rose klagerig.

'Je hoeft niet te proberen om mij de schuld te geven,' zei Jack. 'Misschien was het beter als je zo af en toe eens de moeite nam om naar me te luisteren, in plaats van me van alles en nog wat de schuld te geven.'

'Je voelt je ook nooit ergens verantwoordelijk voor, hè,' zei Rose, die haar best deed om zo zacht mogelijk te praten. 'Neem je ooit èrgens de verantwoording voor?'

'Zeker wel,' zei Jack. 'Dat doe ik best. Maar niet voor alles, Rose. Niet voor alles.' Hij begon zich aan te kleden.

'Waar ga je heen?' vroeg Rose bits.

'Dat gaat je niet aan,' zei Jack. Daarna glimlachte hij gemeen. Ik neem de verantwoordelijkheid voor waar ik heen ga. En ik neem ook de verantwoordelijkheid voor wat ik ga doen.'

Hij liet haar in haar kapotte nachthemd bij het bed achter, en toen ze twee minuten later zijn auto de oprijlaan af hoorde scheuren had ze zich nog niet bewogen. Pas toen het lawaai van de motor wegstierf viel ze op het bed neer. Bevend pakte ze een sigaret en stak hem op. De rook, die ze diep in haar longen zoog, leek haar te kalmeren.

Toen ze haar sigaret op had deed ze het licht uit. Een tijd lang lag ze stil voor zich uit te staren, terwijl ze haar best deed om regelmatig te ademen en om haar spieren te ontspannen. Ze probeerde alles wat er gebeurd was op een rijtje te zetten, maar toen dat niet lukte besloot ze om dat te laten rusten en te zien of ze niet vanzelf wat kalmer zou worden.

Een half uur later was ze nog steeds gespannen en was het in haar hoofd nog net zo'n chaos als toen ze ging liggen. Ze vatte het plan op om iets te eten te gaan halen.

Ze liep naar de keuken en knipte het licht aan. Ze bleef even staan luisteren en hoorde uit de kamer ernaast het ritmische gesnurk van mevrouw Goodrich komen. Daarna liep ze zachtjes naar de koelkast en deed hem open.

Ze dacht dat ze een deur hoorde opengaan toen ze tussen de keurig gerangschikte restjes in de koelkast naar iets lekkers zocht, maar pas toen ze de tocht langs haar benen voelde strijken draaide ze zich om. De achterdeur stond open.

Ze voelde de angst in zich oplaaien en instinctief deed ze een pas in de richting van de la waarin de messen werden bewaard. Toen zag ze wie de achterdeur had opengedaan.

Sarah stond in een kletsnatte en bemodderde flanellen nachtpon bij de la met messen. Haar donkere haar glinsterde van de regen, en ze leek te aarzelen of ze de la nu open zou maken of niet.

'Sarah?' fluisterde Rose met een bonzend hart, terwijl de angst haar leek te verstikken. 'Sarah,' zei ze weer.

Ze liep naar het kind toe en knielde bij haar neer. Ze stak haar hand uit om haar dochter heel voorzichtig aan te raken, omdat ze bang was dat het kind misschien slaapwandelde en ze haar niet wakker wilde maken. Maar zodra ze haar aanraakte draaide Sarah zich om en keek haar moeder aan. Ze knipperde een paar keer met haar ogen, en Rose wist zeker dat ze wakker was.